202202968/1/R2.
Datum uitspraak: 29 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend in Baarlo, gemeente Peel en Maas,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 maart 2022 in zaak nr. 21/92 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2019 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan [partij] voor het gebruiken van een perceel aan de [locatie 1] in Baarlo voor detailhandel.
Bij besluit van 11 november 2020 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 maart 2022 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[partij] en [appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 23 oktober 2024, waar het college, vertegenwoordigd door mr. T.M. Stinges en mr. N.J.A.G. Alofs, is verschenen. Verder is op zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
1. [appellanten] wonen op de [locatie 2] in Baarlo. Eerder woonden zij op de [locatie 3], dus naast het perceel waarom het in deze zaak gaat. Ten tijde van het besluit op bezwaar, dus op 11 november 2020, was dat al niet meer het geval. De vraag is daarom of zij nog belang hebben bij de uitkomst van deze zaak (procesbelang).
2. [appellanten] zijn niet op de zitting verschenen, maar hebben die dag wel een brief gestuurd. Daarin staat over deze vraag: "Zij hebben onverkort gebruiksaanspraken op de bedrijfswoning en gebruiken die ook daadwerkelijk nog, maar zonder daar te wonen." Zo’n ongespecificeerde en onduidelijke stelling is niet genoeg om procesbelang aan te nemen.
3. De enige andere mogelijke band die er dan nog bestaat, is dat het perceel en de woning [locatie 3] eigendom zijn van JEPE Vastgoed Beheer B.V. [appellant B] heeft geen juridische band met die vennootschap. Haar procesbelang bij de uitkomst van deze zaak is dus in ieder geval weggevallen met haar verhuizing.
4. In deze zaak treedt [appellant A] uitsluitend als privé-persoon op, niet als vertegenwoordiger van de vennootschap. In de beroepsfase heeft de rechtbank de gemachtigde van [appellanten] gevraagd om een uittreksel uit het handelsregister en daarop heeft die gereageerd met "Nu ik namens [[appellanten]] (in privé persoon) beroep heb ingesteld, kan een dergelijk uittreksel niet worden overgelegd." Daarmee staat vast dat voor [appellant A] hetzelfde geldt als voor [appellant B].
5. Omdat voor beiden geldt dat zij als privé-persoon geen procesbelang hebben, is de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Kooten Niekerk, griffier.
w.g. Verburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Kooten Niekerk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2025
1140