ECLI:NL:RVS:2025:5196

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
202403532/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake beoordeling woning in relatie tot aardbevingsrisico's in Groningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van de staatssecretaris van Herstel Groningen, waarin werd vastgesteld dat de woning van [appellant] niet voor beoordeling in aanmerking komt. De woning, gelegen aan de [locatie] te [plaats], is een vrijstaande woning uit 1908 in Jugendstil. De staatssecretaris heeft op 17 november 2022 besloten dat de woning niet in het versterkingsprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) valt, omdat er geen (licht) verhoogd risico bij aardbevingen is vastgesteld. Dit besluit volgde op een aanvraag van [appellant] op 22 oktober 2022 bij het Loket Opname op Verzoek (LOOV). De NCG heeft op basis van een advies van ingenieursbureau Graval Engineering & Solutions B.V. geconcludeerd dat de seismiciteit op de locatie van de woning zeer laag is, waardoor verder onderzoek niet nodig was. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 13 oktober 2025 is de zaak behandeld, waarbij [appellant] en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de staatssecretaris. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de staatssecretaris het besluit mocht baseren op de adviezen van Graval en dat de woning niet verder onderzocht hoefde te worden. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Uitspraak

202403532/1/A2.
Datum uitspraak: 29 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Nederland van 22 april 2024 in zaak nr. 23/2322 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris Herstel Groningen (voorheen: staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat).
Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2022 heeft de staatssecretaris besloten dat de woning van [appellant] niet voor een beoordeling in aanmerking komt.
Bij besluit van 6 juni 2023 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 april 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 13 oktober 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.M. Don en mr. G.H. Poort-van Drempt, vergezeld door R. Kramer, deskundige, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] is eigenaar van de woning aan de [locatie] te [plaats]. Het gaat om een vrijstaande woning die in 1908 in Jugendstil is gebouwd.
2.       De woning heeft geen (licht) verhoogd risico bij aardbevingen, waardoor de woning niet is opgenomen in het versterkingsprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen (hierna: NCG).
3.       [appellant] heeft op 22 oktober 2022 een aanvraag ingediend bij het Loket Opname op Verzoek (hierna: het LOOV).
4.       Vanaf 2 maart 2020 is het LOOV van de NCG geopend. Eigenaren die zich zorgen maken over de veiligheid van hun woning kunnen een opname aanvragen. Deze mogelijkheid is specifiek bedoeld voor woningen die niet zijn opgenomen in het versterkingsprogramma van de NCG, maar wel in een van de aardbevingsgemeenten staan. Als een aanvraag voldoet aan de voorwaarden, laat de NCG een opname uitvoeren om te bepalen of er aanleiding is om de woning te beoordelen. Als dat het geval is, voegt de betreffende gemeente het adres van de woning toe aan het (jaarlijks op te stellen) plan van aanpak, waarin staat welke woningen dat jaar moeten worden onderzocht.
5.       Ingenieursbureau Graval Engineering & Solutions B.V. (hierna: Graval) heeft vervolgens in opdracht van de NCG op 11 mei 2022 de woning bezocht en op 14 juni 2022 een opnamerapport opgesteld. Graval vermeldt in het advies van 29 juli 2022 dat het niet overal in Groningen nodig is om te onderzoeken of gebouwen voldoende bestand zijn tegen aardbevingen. Dat komt omdat er op veel plaatsen geen dreiging van zware aardbevingen is. Volgens de Nederlandse Praktijkrichtlijn (9998:2020) voor aardbevingsbestendig bouwen hoeft bij een waarde kleiner dan 0,05 g geen verder onderzoek plaats te vinden. Op de locatie van de woning van [appellant] bedraagt de seismiciteit 0,017g. Dit betekent dat er sprake is van een zeer lage seismiciteit en de woning daarmee voldoet aan de veiligheidsnorm. Graval heeft geadviseerd geen nader onderzoek naar de woning te laten verrichten.
6.       De staatssecretaris heeft dit advies overgenomen en op 17 november 2022 besloten dat de woning niet in aanmerking komt voor een beoordeling.
7.       De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar een nader advies van Graval van 9 mei 2023, het bezwaar van [appellant] bij besluit van 6 juni 2023 ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
8.       De rechtbank is van oordeel dat, anders dan [appellant] betoogt, de NCG zijn kerntaak niet heeft verwaarloosd. Hoofdstuk 4a van de Mijnbouwwet en het Besluit versterking gebouwen Groningen (zoals dat gold tijdens het besluit van 6 juni 2023) (hierna: BvgG) bevatten bijzondere regels voor het Groningenveld. Als uitvoeringsorganisatie in de zin van het BvgG is de NCG belast met de beoordeling van de vraag of gebouwen voldoen aan de veiligheidsnorm. Het gaat daarbij om gebouwen die mogelijk niet voldoen aan de veiligheidsnorm door bodembeweging als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk voor het winnen van gas uit het Groningenveld. De werkwijze van de NCG was gebaseerd op het BvgG. Het onderzoek dat naar aanleiding van de aanvraag bij het LOOV is gedaan, sluit aan bij het destijds geldende artikel 4, zevende lid, van het BvgG op grond waarvan de eigenaar van een gebouw een verzoek kan doen om een controle op de uitkomst van de analyse van de risico’s van de verwachte bodembeweging als bedoeld in artikel 52c, vierde lid, onder c, van de Mijnbouwwet. Het betoog van [appellant] geeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de besluitvorming niet kon worden gebaseerd op de adviezen van Graval.
Beoordeling van het hoger beroep
9.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de woning niet verder hoefde te onderzoeken wegens de zeer lage seismiciteit. Daarbij wijst hij op het rapport ‘Onderzoek naar de oorzaken van bouwkundige schade in Groningen’ van de TU Delft van 11 juli 2018, herzien op 2 augustus 2019. In dit rapport is vermeld dat panden in de Wildervank extra aandacht behoeven. Verder wijst hij op een notitie ‘Over de invloed van trillingen door bevingen op zettingen van gebouwen’ van ir. P.C. van Staalduinen en ing. H.J. Everts’ van 16 december 2020. Hieruit volgt dat de gehanteerde methodiek voor de vraag of de woning voldoet aan de veiligheidsnorm niet van toepassing is bij gebouwen die minder dan 6 m van een talud liggen. Ook wijst [appellant] op de effecten van gestapelde mijnbouw.
9.1.    De Afdeling is van oordeel dat de staatssecretaris het besluit van 6 juni 2023 mocht baseren op de adviezen van Graval waaruit volgt dat de woning voldoet aan de veiligheidsnorm en niet beoordeeld hoeft te worden. Uit het onderzoek dat Graval heeft verricht, volgt dat de seismiciteit op de locatie van de woning zeer laag is. Dat past bij een woning die buiten de vijf aardbevingsgemeenten staat. De door [appellant] gestelde mogelijke gevolgen van de gaswinning uit het gasveld in Annerveen en de zoutwinning doen niet af aan de conclusie dat de seismiciteit op de plaats van de woning zeer laag is. [appellant] heeft verder geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aangedragen. Het rapport van de TU Delft gaat over de oorzaken van bouwkundige schades in Groningen. De notitie van Van Staalduinen en Everts gaat over het onderzoek naar schades die verband houden met zettingen. Beide onderzoeken gaan over de beoordeling van (aardbeving)schade en niet over de vraag of een woning beoordeeld moet worden in het kader van de versterkingsoperatie, waarbij beoordeeld wordt of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet.
9.2.    Daarbij komt dat vast staat dat [appellant] in zijn aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt door te vermelden dat zijn woning in Wildervank in een aardbevingsgemeente (de gemeente Midden-Groningen) staat. Wildervank behoort tot de gemeente Veendam en dat is geen aardbevingsgemeente. Dat betekent dat [appellant] geen opname kon aanvragen bij het LOOV. Deze mogelijkheid is immers specifiek bedoeld voor woningen die niet zijn opgenomen in het versterkingsprogramma van de NCG, maar wel in een van de aardbevingsgemeenten staan.
9.3.    Het betoog slaagt niet.
Conclusie
10.     Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
11.     De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Planken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2025
299-1120