ECLI:NL:RVS:2025:5234

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
BRS.25.001385
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlengingsbesluit van de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij de overdrachtstermijn met twaalf maanden is verlengd. De minister heeft de appellant op 14 juli 2025 in kennis gesteld van dit verlengingsbesluit. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, heeft op 19 september 2025 het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 november 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen reden is om anders te oordelen dan in eerdere uitspraken over vergelijkbare rechtsvragen. De minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 november 2025.

Uitspraak

BRS.25.001385
Datum uitspraak: 4 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 19 september 2025 in zaak nr. NL25.33292 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij brief van 14 juli 2025 heeft de minister appellant in kennis gesteld van haar besluit om de overdrachtstermijn met twaalf maanden te verlengen (hierna: het verlengingsbesluit).
Bij uitspraak van 19 september 2025 heeft de rechtbank het door appellant tegen het verlengingsbesluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, advocaat in Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.        Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.         Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 10 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4498, onder 3.2, over de vraag of er sprake kan zijn van onderduiken in de zin van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening als er nog geen overdracht is gepland of mogelijk is). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.        Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2025
625