ECLI:NL:RVS:2025:5275

Raad van State

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
BRS.25.001759
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Duitsland

Op 1 oktober 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 27 oktober 2025 het beroep ongegrond verklaarde. Verzoeker heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 november 2025 uitspraak gedaan op dit verzoek. Verzoeker vroeg om te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Duitsland op 4 november 2025 achterwege blijft, totdat er op het hoger beroep is beslist, en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter weegt de belangen van zowel de minister als verzoeker en concludeert dat er geen voorlopige voorziening wordt getroffen. De verantwoordelijkheid van Duitsland voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming is vastgesteld op basis van de Dublinverordening, en de overdrachtstermijn verstrijkt op 9 november 2025. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en stelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

BRS.25.001759
Datum uitspraak: 3 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 27 oktober 2025 in zaak nr. NL25.48087 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2025 heeft de minister een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 27 oktober 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.         Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Duitsland op 4 november 2025 achterwege blijft, dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.        Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. Gelet op de belangen die de minister en verzoeker naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening, hoewel de hogerberoepstermijn nog niet is verstreken. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming is vastgesteld op grond van de Dublinverordening en dat de overdrachtstermijn op 9 november 2025 verstrijkt. De overdracht van verzoeker aan Duitsland heeft verder geen onomkeerbare gevolgen. Mocht uiteindelijk blijken dat Nederland verantwoordelijk moet worden geacht voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, dan kan verzoeker vanuit Duitsland worden teruggeleid naar Nederland.
3.        Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier.
w.g. Borman
voorzieningenrechter
w.g. Capel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2025
1024