ECLI:NL:RVS:2025:5291

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
202406118/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de afwijzing van verzoek om verbod op het houden van een hond

In deze zaak heeft [appellant] het college van burgemeester en wethouders van Roermond verzocht om maatregelen te nemen tegen een straatgenoot die zijn hond niet aangelijnd over straat laat lopen. Dit verzoek is gedaan via brieven op 30 augustus en 1 november 2022, waarin [appellant] vroeg om een verbod op het houden van een hond of om de straatgenoot te verplichten naar het platteland te verhuizen. Het college heeft echter op 29 november 2022 geantwoord dat het geen bevoegdheid heeft om de gevraagde maatregelen te nemen.

Vervolgens heeft [appellant] op 7 juli 2023 aan de burgemeester gemeld dat hij nog steeds geen besluit op zijn verzoek had ontvangen. Het college heeft op 1 september 2023 opnieuw aangegeven dat het niet bevoegd is om een besluit te nemen over het verbieden van het houden van een hond of het verplaatsen van iemand met een hond. Op 11 januari 2024 heeft het college het bezwaar van [appellant] tegen de brief van 1 september 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 oktober 2025 in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 augustus 2024 bevestigd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college het bezwaar van [appellant] terecht kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het college niet de bevoegdheid heeft om de door [appellant] verzochte maatregelen te nemen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202406118/1/A2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Roermond,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 augustus 2024 in zaak nr. 24/268 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Roermond.
Openbare zitting gehouden op 31 oktober 2025 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer;
griffier: mr. A.J.Q. Oskam.
Verschenen:
Het college, vertegenwoordigd door mr. S. Vissers.
=================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 16 augustus 2024 van de rechtbank Limburg.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Motivering
1.       Bij brieven van 30 augustus 2022 en 1 november 2022 heeft [appellant] het college verzocht om een straatgenoot, die zijn hond volgens [appellant] niet-aangelijnd over straat laat lopen, te verbieden een hond te houden dan wel te verplichten om naar het platteland te verhuizen. Het college heeft bij brief van 29 november 2022 gereageerd dat het college geen bevoegdheid heeft om de door [appellant] gevraagde maatregelen te nemen.
2.       [appellant] heeft bij brief van 7 juli 2023 aan de burgemeester gemeld dat hij nog steeds geen besluit op zijn verzoek heeft ontvangen. Bij brief van 1 september 2023 heeft het college [appellant] gewezen op de brief van 29 november 2022 en het standpunt gehandhaafd dat hij niet bevoegd is om een besluit te nemen ten aanzien van het verbieden van het hebben van een hond dan wel het gebieden dat iemand met een hond ergens anders gaat wonen.
3.       Bij besluit van 11 januari 2024 heeft het college het door [appellant] tegen de brief van 1 september 2023 gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
4.       De Afdeling volgt het oordeel van de rechtbank dat het college het bezwaar van [appellant] terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. De gronden van [appellant] slagen niet, omdat het college niet de bevoegdheid heeft om de door [appellant] verzochte maatregelen te nemen.
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Oskam
griffier
1067