ECLI:NL:RVS:2025:5466
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van beslissing door examencommissie over diploma Master of Architecture
In deze zaak heeft de appellant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de examencommissie van de Fontys Hogeschool over de afgifte van zijn diploma voor de Master of Architecture. De appellant heeft in het studiejaar 2021-2022 zijn afstudeeropdracht ingeleverd, maar deze werd op 30 augustus 2022 met een onvoldoende beoordeeld. Na een schikkingsgesprek trok de appellant zijn administratief beroep in. In het studiejaar 2022-2023 leverde hij op 23 februari 2023 een herkansing in, maar deze werd niet beoordeeld. Op 7 mei 2023 diende hij een klacht in, die op 20 juni 2023 werd afgewezen, maar deze beslissing werd niet naar hem gestuurd. Op 15 januari 2024 diende hij opnieuw een klacht in, die op 15 februari 2024 werd gehandhaafd. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant op 13 augustus 2024 ongegrond, maar de appellant heeft hiertegen geen beroep ingesteld. Op 11 september 2025, na twee ingebrekestellingen, heeft de appellant beroep ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen.
Tijdens de zitting op 14 oktober 2025 verduidelijkte de appellant dat zijn kernargument is dat het college ten onrechte geen formele beslissing heeft genomen over zijn afstuderen. Hij stelt dat hij de volledige master heeft afgerond, maar er ontbreekt een ondertekend examenbesluit of een gemotiveerde weigering tot diplomering. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het beroep van de appellant niet slaagt, omdat er al een beslissing is genomen over zijn afstuderen. Het college heeft toegelicht dat de herkansing niet is beoordeeld omdat de appellant niet heeft gereageerd op verzoeken om contact, waardoor het assessment niet heeft kunnen plaatsvinden. De appellant is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze beslissing beroep in te stellen, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing mist daarom feitelijke grondslag. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.