ECLI:NL:RVS:2025:565
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling met beroep tegen uitspraak rechtbank
Op 13 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was op 21 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. U.H. Hansma, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 22 januari 2025 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd ingegaan op eerdere uitspraken en de situatie in Afghanistan. De voorzieningenrechter oordeelde dat vreemdelingen die in een westers land hebben verbleven, niet automatisch een reëel risico op ernstige schade lopen bij terugkeer naar Afghanistan. De nieuwe wetgeving in Afghanistan, die in augustus 2024 werd ingevoerd, biedt geen aanleiding om anders te oordelen. Het betoog van de vreemdeling dat hij door deze wetgeving een reëel risico loopt, werd verworpen.
Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.