ECLI:NL:RVS:2025:5655

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
BRS.25.002044
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Frankrijk

Op 20 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd. Verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 9 september 2025 niet in behandeling is genomen. Hiertegen heeft verzoeker beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 19 november 2025 het beroep ongegrond verklaarde. Verzoeker heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zijn voorgenomen overdracht aan Frankrijk op 21 november 2025 zou worden opgeschort.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de belangen van zowel de minister als verzoeker, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter heeft daarbij de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming in het kader van de Dublinverordening in aanmerking genomen. De termijn voor overdracht aan Frankrijk verstrijkt op 23 november 2025. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, mocht Nederland uiteindelijk verantwoordelijk blijken te zijn voor de behandeling van het verzoek, verzoeker vanuit Frankrijk kan worden teruggeleid naar Nederland. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

BRS.25.002044
Datum uitspraak: 20 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 19 november 2025 in zaak nr. NL25.43541 in het geding tussen:
verzoeker
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 9 september 2025 heeft de minister een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 19 november 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.        Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Frankrijk op 21 november 2025 achterwege blijft, dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.        Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. Gelet op de belangen die de minister en verzoeker naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening, ook al is de hogerberoepstermijn nog niet verstreken. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming is vastgesteld op grond van de Dublinverordening en dat de overdrachtstermijn op 23 november 2025 verstrijkt. Mocht uiteindelijk blijken dat Nederland verantwoordelijk moet worden geacht voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, dan kan verzoeker vanuit Frankijk worden teruggeleid naar Nederland.
3.        Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2025
363