ECLI:NL:RVS:2025:566

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
202500591/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie

Op 13 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 maart 2024 niet in behandeling was genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 22 januari 2025 het beroep gegrond verklaarde en de minister van Asiel en Migratie opdroeg om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de minister binnen zes maanden na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit moet nemen. Aangezien er geen spoedeisend belang was dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigde, werd het verzoek afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft de minister van Asiel en Migratie bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek zijn gemaakt. De totale kosten bedragen € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.

Uitspraak

202500591/2/V2.
Datum uitspraak: 13 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 22 januari 2025 in zaak nr. NL24.12742 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 22 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Mede gelet op artikel 42, eerste lid, van de Vw 2000, moet de minister binnen zes maanden na de dag van verzending van de uitspraak van 22 januari 2025 een nieuw besluit op de aanvraag nemen. Omdat voor afloop van die termijn en het verstrijken van de overdrachtstermijn op 22 juli 2025 een uitspraak op het hoger beroep wordt verwacht en de minister geen andere spoedeisende omstandigheden heeft gesteld, is er op dit moment geen spoedeisend belang dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2025
625