ECLI:NL:RVS:2025:566
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie
Op 13 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 maart 2024 niet in behandeling was genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 22 januari 2025 het beroep gegrond verklaarde en de minister van Asiel en Migratie opdroeg om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de minister binnen zes maanden na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit moet nemen. Aangezien er geen spoedeisend belang was dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigde, werd het verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft de minister van Asiel en Migratie bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek zijn gemaakt. De totale kosten bedragen € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.