ECLI:NL:RVS:2025:5671
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf
Op 24 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 20 november 2024 door de minister ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Postma, advocaat in Groningen, beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 26 februari 2025 het beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt gesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft haar oordeel terecht en op goede gronden geformuleerd, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 november 2025.