202501342/1/A3.
Datum uitspraak: 19 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats] (Griekenland),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 januari 2025 in zaak nr. 24/2891 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: de AP).
Openbare zitting gehouden op 19 november 2025 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: mr. Y. Soffner, mr. R. Hulshof
Verschenen:
[appellant], via videoverbinding;
de AP, vertegenwoordigd door mr. W. van Steenbergen en mr. N. Hmoumou
====================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2025 waarbij de rechtbank het beroep van [appellant] tegen het besluit van 29 februari 2024 ongegrond heeft verklaard. In dat besluit heeft de AP het bezwaar tegen het besluit van 23 juni 2023 ongegrond verklaard. In het besluit van 23 juni 2023 heeft de AP geweigerd handhavend op te treden tegen het Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg te Zwolle (hierna: Tuchtcollege) naar aanleiding van een door [appellant] ingediende klacht op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG).
Beslissing:
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Motivering:
1. [appellant] heeft bij het Tuchtcollege een klacht ingediend tegen zijn psychiater van het Radboud Universitair Medisch Centrum, die in 2012 bij hem een medisch onderzoek heeft uitgevoerd. Volgens [appellant] bevat zijn medisch dossier onjuistheden en hij wil dat deze worden gecorrigeerd. Het Tuchtcollege heeft deze klacht met de uitspraak van 23 december 2019 afgewezen. [appellant] vindt dat deze uitspraak op onjuiste persoonsgegevens is gebaseerd. [appellant] heeft hierover een klacht ingediend bij de AP en verzocht handhavend op te treden tegen het Tuchtcollege. De AP heeft de klacht afgewezen.
2. De rechtbank heeft, samengevat, geoordeeld dat de AP op goede gronden geen aanleiding heeft gezien om handhavend op te treden en de klacht daarom terecht heeft afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat medische analyses op zichzelf niet kunnen worden aangemerkt als een persoonsgegeven als bedoeld in de AVG, maar wel persoonsgegevens kunnen bevatten. Als dergelijke persoonsgegevens onjuist zijn, bestaat er volgens de rechtbank aanleiding om dat te corrigeren. Voor correctie is echter wel vereist dat de onjuistheden eenvoudig en objectief zijn vast te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] er niet in is geslaagd om dit aannemelijk te maken.
3. Anders dan [appellant] heeft aangevoerd, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat een medische analyse geen persoonsgegeven is, maar wel persoonsgegevens kan bevatten die voor correctie in aanmerking komen als deze onjuist zijn. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat op basis van wat [appellant] heeft aangevoerd niet eenvoudig en objectief is vast te stellen dat de uitspraak van het Tuchtcollege op onjuiste persoonsgegevens is gebaseerd. [appellant] heeft niet onderbouwd dat het Tuchtcollege artikel 5, tweede lid, van de AVG heeft geschonden. Het is aan [appellant] om aannemelijk te maken dat de persoonsgegevens onjuist zijn. Hij is hier niet in geslaagd. De AP heeft daarom de klacht terecht afgewezen.
Het betoog slaagt niet.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De AP hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
818-1171