ECLI:NL:RVS:2025:5725

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
202504080/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 juni 2023 een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Görsültürk, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 1 juli 2024 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 6 juni 2025 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 november 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, waarbij de Afdeling bevestigt dat de uitspraak van de rechtbank niet vernietigd hoeft te worden. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de rechtbank op een zelfstandig oordeel is gekomen dat niet met een grief is bestreden, en dat dit oordeel de uitspraak van de rechtbank kan dragen.

De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 november 2025.

Uitspraak

202504080/1/V2.
Datum uitspraak: 26 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 6 juni 2025 in zaak nr. 24/10701 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 1 juli 2024, aangevuld bij brief van 8 juli 2024, heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juni 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Görsültürk, advocaat in Oss, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Een zelfstandig oordeel in de uitspraak van de rechtbank is namelijk niet met een grief bestreden, terwijl dit oordeel de uitspraak van de rechtbank alleen kan dragen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2025
936-1169