202502761/1/A2.
Datum uitspraak: 3 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het College van Bestuur van MBO Amersfoort (hierna: het CvB),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 13 januari 2025 heeft de directeur van de School voor Gezondheidszorg en Welzijn [appellant] van MBO Amersfoort verwijderd.
Bij beslissing van 3 april 2025 heeft het CvB het tegen de beslissing van 13 januari 2025 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CvB heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 17 juni 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat in Den Haag, en het CvB, vertegenwoordigd door M. Verkuijlen, vergezeld door A.A. Visser en bijgestaan door mr. C. de Bruin, advocaat in Leiden, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] is in augustus 2022 aan de opleiding Maatschappelijke Zorg, niveau 4, aan de School voor Gezondheidszorg en Welzijn van MBO Amersfoort begonnen. In het kader van deze opleiding moest hij in de periode van september 2023 tot medio juli 2024 stage lopen bij een leerbedrijf. Hij heeft verklaard stage te lopen bij [bedrijf] - een non-profit organisatie die zich inzet voor jongeren in Amsterdam - en heeft [persoon] als contactpersoon opgegeven. Nadat een bezoek aan het leerbedrijf door [persoon] om diverse redenen steeds werd uitgesteld, het opviel dat er een afwijkend e-mailadres werd gebruikt en een abnormaal hoog aantal Praktijkovereenkomsten (POK) werd geconstateerd, is bij de opleiding het vermoeden ontstaan dat sprake is van fraude. Navraag bij [bedrijf] leerde dat [appellant] en vier andere studenten geen stage bij haar liepen, de genoemde contactpersoon niet bij haar in dienst was en dat ook het e-mailadres niet door haar werd gebruikt. De onderwijsmanager heeft in reactie hierop besloten om [appellant] en de vier andere studenten te schorsen. Omdat [appellant] als enige van de vijf studenten gedurende lange tijd is blijven volharden in zijn onschuld, geen berouw toonde en al eerder geschorst was geweest, heeft de directeur vervolgens besloten hem van het MBO Amersfoort te verwijderen.
2. Het CvB heeft de verwijderingsbeslissing van 13 januari 2025 bij de beslissing op bezwaar gehandhaafd. [appellant] is het niet eens met zijn verwijdering van school en heeft daarom beroep tegen deze verwijderingsbeslissing ingesteld.
Beoordeling in beroep
3. Verwijdering van school als bedoeld in artikel 8.1.7d van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: de Web) is een maatregel waarbij een student de verdere toegang tot de instelling wordt ontzegd. In de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling is vermeld dat een student kan worden verwijderd als hij door zijn wangedrag een ernstige bedreiging vormt voor de orde, rust of veiligheid op de instelling (Kamerstukken II 2020/21, 35 625, nr. 3, blz. 42). [appellant] heeft erkend dat hij feitelijk geen stage heeft gelopen, maar met feedbackformulieren heeft doen voorkomen dat hij wel stageactiviteiten bij een leerbedrijf uitvoerde. Doordat [appellant] in eerste instantie heeft volhard in het ontkennen van deze gedragingen, heeft het CvB zich op zichzelf op het standpunt kunnen stellen dat hierdoor het onderlinge vertrouwen is geschaad en de verhouding tussen hem en de onderwijsinstelling is verstoord. Het CvB heeft echter onvoldoende aangevoerd dat in dit geval het oordeel rechtvaardigt dat sprake is van wangedrag dat de orde, rust of veiligheid op de instelling in ernstige mate heeft bedreigd in de zin van de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 8.1.7d van de Web. Gelet hierop heeft het CvB [appellant] ten onrechte van de instelling verwijderd.
4. De Afdeling voegt hieraan nog toe dat in artikel 7.4.5a, vierde lid, van de Web aan de examencommissie de bevoegdheid is toegekend om fraude te constateren en zo nodig maatregelen te nemen. Deze bevoegdheid is dus niet toegekend aan het CvB en is in het onderhavge geval niet aangewend. Tegen een beslissing van de examencommissie staat administratief beroep open bij de commissie van beroep voor de examens.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de beslissing op bezwaar van 3 april 2025 en herroept de beslissing van 13 januari 2025.
6. Het CvB moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt de beslissing van het College van Bestuur van MBO Amersfoort van 3 april 2025, kenmerk MBOA-15-4902;
III. herroept de beslissing van het College van Bestuur van MBO Amersfoort van 13 januari 2025, kenmerk HWM/PPLN/KNHA;
IV. veroordeelt het College van Bestuur van MBO Amersfoort tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.461,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het College van Bestuur van MBO Amersfoort aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 53,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. E.A. Minderhoud en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2025
284/705-1160