202500022/1/A2.
Datum uitspraak: 3 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Delft,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 december 2024 in zaak nr. 23/2321 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Delft.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2022 heeft het college de schuldhulpverlening aan [appellante] beëindigd.
Bij besluit van 16 maart 2023 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 december 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht op een zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Besluitvorming
2. Bij besluit van 3 januari 2022 heeft het college [appellante] schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening toegekend. In dit besluit is [appellante] een medewerkingsverplichting opgelegd. In het Plan van Aanpak van 4 maart 2022 is de afspraak opgenomen dat Salude Medisch Advies B.V. de belastbaarheid van [appellante] zal onderzoeken. Salude heeft [appellante] daarvoor uitgenodigd op 9, 24 en 30 juni 2022, maar zij is niet (tijdig) verschenen op deze afspraken. Bij brief van 21 juli 2022 heeft het college [appellante] bericht dat het nieuwe afspraken zal inplannen en dat als zij niet op één daarvan verschijnt, het college de schuldhulpverlening kan stoppen. Vervolgens is [appellante] uitgenodigd voor nieuwe afspraken op 25 augustus 2022 en 1 september 2022. Zij is ook op deze afspraken niet verschenen.
3. Bij het besluit van 5 september 2022, na bezwaar gehandhaafd bij het besluit van 16 maart 2023, heeft het college de schuldhulpverlening beëindigd, omdat [appellante] niet aan haar medewerkingsverplichting heeft voldaan.
Rechtbankuitspraak
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] zich niet aan het Plan van Aanpak heeft gehouden en daardoor haar medewerkingsplicht niet is nagekomen. Het college heeft om die reden gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om de schuldhulpverlening te beëindigen, maar heeft daaraan geen kenbare belangenafweging ten grondslag gelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het besluit op bezwaar daarom in strijd is met het motiverings- en evenredigheidsbeginsel. De rechtbank heeft dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat aannemelijk is dat [appellante] door deze schending niet is benadeeld. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het college [appellante] voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om aan het belastbaarheidsonderzoek mee te werken en de gemaakte afspraken na te komen. De rechtbank heeft in de gestelde bereidheid van [appellante] om (alsnog) aan het onderzoek mee te werken dan ook geen grond gezien om het besluit op bezwaar onevenredig te achten. [appellante] heeft haar stelling dat zij ADHD heeft en daardoor problemen ervaart bij het nakomen van afspraken, niet met (medische) stukken onderbouwd, ook niet na vragen van de rechtbank. Dit vormt daarom evenmin reden om het besluit op bezwaar onevenredig te achten. Omdat [appellante] ook niet op andere wijze (met stukken) heeft onderbouwd dat zij door het besluit op bezwaar onevenredig wordt geraakt, heeft het college naar het oordeel van de rechtbank gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om de schuldhulpverlening aan [appellante] te beëindigen.
Hoger beroep
5. In hoger beroep is niet in geschil dat [appellante] niet (tijdig) op de afspraken voor het belastbaarheidsonderzoek is verschenen. Gelet hierop is het college op grond van artikel 10 van de Beleidsregel Schuldhulpverlening 2021 gemeente Delft bevoegd de schuldhulpverlening aan [appellante] te beëindigen. In geschil is of het college in dit geval van die bevoegdheid gebruik heeft mogen maken.
6. [appellante] betoogt dat de rechtbank die vraag ten onrechte bevestigend heeft beantwoord. Volgens [appellante] is de beëindiging van de schuldhulpverlening onevenredig. Zij stelt dat zij ADHD heeft en daardoor moeite heeft met het nakomen van afspraken. Dit blijkt volgens haar uit het besluit van het college van 3 december 2024 waarbij zij is vrijgesteld van arbeidsverplichtingen. Daarnaast wordt [appellante] begeleid door een ambtenaar die haar helpt met onder meer de correspondentie met de gemeente en aanvragen. Daarmee erkent het college dat [appellante] hulpbehoevend is en speciale aandacht nodig heeft. Ook uit een verwijsformulier van haar huisarts blijkt dat [appellante] grote moeite heeft om afspraken na te komen.
[appellante] voert aan dat de onevenredigheid van de beëindiging van de schuldhulpverlening ook volgt uit het feit dat de gemeente haar grootste schuldeiser is. [appellante] heeft een schuld van meer dan € 50.000,00 bij de gemeente. Die schuld is ontstaan buiten haar toedoen. Het college heeft ten onrechte geconcludeerd dat zij heeft gefraudeerd met haar bijstandsuitkering. [appellante] heeft groot belang dat er iets aan haar schulden wordt gedaan omdat de schuldenproblematiek haar verlamt. Zij heeft er alle belang bij dat de schuldhulpverlening wordt voorgezet en dat in ieder geval de schuld bij de gemeente wordt verminderd.
6.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellante] ook in hoger beroep niet onderbouwd dat zij ADHD heeft en daardoor moeite heeft met het nakomen van verplichtingen. Het overgelegde verwijsformulier van de huisarts onderbouwt deze stelling niet, omdat daarin alleen een verwijzing naar specialistische hulp staat. Hierin is dus geen grond gelegen voor het oordeel dat de beëindiging van de schuldhulpverlening onevenredig is. Dat geldt ook voor het besluit van 3 december 2024 waarbij [appellante] is vrijgesteld van arbeidsverplichtingen op grond van de Participatiewet. Daargelaten dat deze tijdelijke vrijstelling ziet op een periode na het besluit op bezwaar, zijn in het besluit de re-integratieverplichtingen gehandhaafd, zoals het tijdig nakomen van afspraken bij de gemeente en instanties. Verder is niet gebleken dat het college een ambtenaar heeft belast met de begeleiding van [appellante] omdat zij hulpbehoevend is en speciale aandacht nodig heeft. Het college heeft toegelicht dat [appellante] alleen een gesprek en een vervolgafspraak heeft gehad met een ambtenaar over de vrijstelling van arbeidsverplichtingen. Die vrijstelling heeft te maken met haar gezinssituatie.
6.2. De Afdeling is van oordeel dat wat [appellante] heeft aangevoerd over haar schuld aan de gemeente, geen grond biedt voor het oordeel dat de beëindiging van de schuldhulpverlening onevenredig is. Het college heeft de oorzaak van het ontstaan van de schuld niet betrokken bij de beëindiging van de schuldhulpverlening. De oorzaak is in deze procedure dan ook niet van belang. Verder is gebleken dat de schuld aan de gemeente aanzienlijk is verminderd. Het college heeft bij besluit van 25 juli 2023 afgezien van de terugvordering van een gedeelte van de schuld van [appellante], waardoor de resterende schuld op dat moment nog € 1.165,27 bedroeg.
6.3. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de schuldverlening aan [appellante] te beëindigen.
Het betoog slaagt niet.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Jansen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2025
609
BIJLAGE
Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Artikel 4a Beschikking tot schuldhulpverlening dan wel de afwijzing of beëindiging ervan
(…)
6. Als er redenen zijn om de schuldhulpverlening tussentijds te beëindigen, wordt een beschikking tot beëindiging van de schuldhulpverlening afgegeven.
Artikel 7 Medewerkingsplicht
1. De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
(…).
Beleidsregel Schuldhulpverlening 2021 gemeente Delft
Artikel 9. Wat zijn de verplichtingen van de klant?
1. (…).
2. De Financiële Winkel probeert altijd maatwerk te leveren. Daar staat tegenover dat van de klant wordt verwacht dat hij/zij volledig meewerkt. Vanaf het moment dat de schuldhulpverlening is toegekend, heeft de klant een inlichting- en medewerkingsplicht op grond van de Wgs. Dit betekent onder andere:
a. het tijdig inleveren van noodzakelijke informatie en bewijsstukken voor de schuldhulpverlening die de Financiële Winkel niet zelf kan verkrijgen, dit tot het moment dat de Financiële Winkel geen nieuwe informatie meer nodig heeft/opvraagt;
b. afspraken nakomen, zoals onder andere vastgelegd in de schuldregelingsovereenkomst;
c. geen nieuwe schulden aangaan (onder andere door inzet van budgetbeheer);
d. zich houden aan de bepalingen van het plan van aanpak en de schuldregelingsovereenkomst.
Artikel 10. Wanneer stopt de schuldhulpverlening?
1. Komt de klant de verplichtingen (zoals genoemd in artikel 9.2) niet of onvoldoende na? Dan kan de Financiële Winkel besluiten om de schuldhulpverlening te stoppen. De klant krijgt dan een beschikking. (…).