ECLI:NL:RVS:2025:5936
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H. van Breda
- J.TH. Drop
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 26 juni 2025. De rechtbank had in die uitspraak de aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de minister van 21 oktober 2024, waarin de aanvraag was afgewezen als kennelijk ongegrond, vernietigd. De rechtbank bepaalde dat de minister binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen, met inachtneming van de uitspraak.
De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtbank had een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek geconstateerd, maar dit gebrek kan eenvoudig worden hersteld.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene, die op € 907,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 8 december 2025, door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in tegenwoordigheid van de griffier.