ECLI:NL:RVS:2025:594
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling
Op 17 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 januari 2024 de aanvraag afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 22 april 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Spapens, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op eerdere uitspraken en de situatie van vreemdelingen die in westerse landen hebben verbleven. De Raad oordeelde dat er geen bewijs is dat vreemdelingen die vrijwillig terugkeren naar Afghanistan na een verblijf in het Westen, een reëel risico op ernstige schade lopen. Het betoog van de vreemdeling dat zijn verblijf in het Westen hem in een kwetsbare positie plaatst, werd verworpen.
De Raad van State concludeerde dat de argumenten van de vreemdeling niet voldoende waren om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 februari 2025.