ECLI:NL:RVS:2025:5949
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- C.H. Bangma
- M. Schuurman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag tegemoetkoming zwemlessen op basis van Verordening Meedoen Ridderkerk 2021
In deze zaak heeft [appellante] op 10 september 2021 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de kosten van zwemlessen voor haar kinderen, zoals vastgelegd in de Verordening Meedoen Ridderkerk 2021. Het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk heeft deze aanvraag op 13 september 2021 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar op 14 oktober 2021 gehandhaafd. De reden voor de afwijzing was dat de zwemlessen van de kinderen van [appellante] plaatsvonden in een zwembad in Barendrecht, terwijl de voorwaarde voor de tegemoetkoming is dat de zwemlessen in een aangewezen zwembad in Ridderkerk moeten plaatsvinden. Het college heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen, omdat [appellante] de kosten van de zwemlessen ook via het kindpakket van de Verordening kan declareren.
De rechtbank Rotterdam heeft op 25 mei 2022 het beroep van [appellante] tegen het besluit van 14 oktober 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de tegemoetkoming alleen kan worden gebruikt voor zwemlessen in het aangewezen zwembad in Ridderkerk, zoals ook blijkt uit het Herzien Uitvoeringsbeleid Meedoen Ridderkerk 2021. [appellante] heeft in hoger beroep aangevoerd dat de gemeenteraad de toelichting van de Verordening niet heeft vastgesteld, omdat deze niet apart is ondertekend. Hierdoor zou de voorwaarde niet rechtsgeldig zijn. Ook heeft zij gesteld dat de hardheidsclausule toegepast had moeten worden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 november 2025 de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Afdeling oordeelde dat de voorwaarde voor de tegemoetkoming in het Uitvoeringsbeleid is opgenomen en dat [appellante] niet heeft aangetoond dat er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.