ECLI:NL:RVS:2025:5949

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
202401894/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag tegemoetkoming zwemlessen op basis van Verordening Meedoen Ridderkerk 2021

In deze zaak heeft [appellante] op 10 september 2021 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de kosten van zwemlessen voor haar kinderen, zoals vastgelegd in de Verordening Meedoen Ridderkerk 2021. Het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk heeft deze aanvraag op 13 september 2021 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar op 14 oktober 2021 gehandhaafd. De reden voor de afwijzing was dat de zwemlessen van de kinderen van [appellante] plaatsvonden in een zwembad in Barendrecht, terwijl de voorwaarde voor de tegemoetkoming is dat de zwemlessen in een aangewezen zwembad in Ridderkerk moeten plaatsvinden. Het college heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen, omdat [appellante] de kosten van de zwemlessen ook via het kindpakket van de Verordening kan declareren.

De rechtbank Rotterdam heeft op 25 mei 2022 het beroep van [appellante] tegen het besluit van 14 oktober 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de tegemoetkoming alleen kan worden gebruikt voor zwemlessen in het aangewezen zwembad in Ridderkerk, zoals ook blijkt uit het Herzien Uitvoeringsbeleid Meedoen Ridderkerk 2021. [appellante] heeft in hoger beroep aangevoerd dat de gemeenteraad de toelichting van de Verordening niet heeft vastgesteld, omdat deze niet apart is ondertekend. Hierdoor zou de voorwaarde niet rechtsgeldig zijn. Ook heeft zij gesteld dat de hardheidsclausule toegepast had moeten worden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 november 2025 de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Afdeling oordeelde dat de voorwaarde voor de tegemoetkoming in het Uitvoeringsbeleid is opgenomen en dat [appellante] niet heeft aangetoond dat er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202401894/1/A2.
Datum uitspraak: 28 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Ridderkerk,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2022 in zaak nr. 22/25 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk.
Openbare zitting gehouden op 28 november 2025 om 15:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad: mr. C.H. Bangma, voorzitter;
Griffier: mr. M. Schuurman.
Verschenen:
Partijen zijn, met bericht van afmelding, niet verschenen.
====================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 25 mei 2022 van de rechtbank Rotterdam.
De Afdeling:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Motivering:
1.       [appellante] heeft op 10 september 2021 een aanvraag gedaan om een tegemoetkoming in de kosten van de zwemlessen van haar kinderen, als bedoeld in de Verordening Meedoen Ridderkerk 2021 (hierna: de Verordening).
2.       Bij besluit van 13 september 2021, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 14 oktober 2021, heeft het college de aanvraag afgewezen. Het college heeft erop gewezen dat [appellante] in de aanvraag heeft opgenomen dat haar kinderen zwemlessen volgen bij een zwembad in Barendrecht. Een voorwaarde van de tegemoetkoming is dat de zwemlessen worden gevolgd in een aangewezen zwembad in Ridderkerk. Het college ziet geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen, mede omdat [appellante] de kosten van de zwemlessen ook kan declareren op basis van het kindpakket van de Verordening.
3.       De rechtbank heeft het beroep van [appellante] tegen het besluit van 14 oktober 2021 ongegrond verklaard. Uit de toelichting van de Verordening volgt dat de tegemoetkoming alleen gebruikt kan worden voor zwemlessen in het aangewezen zwembad in Ridderkerk. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het Herzien Uitvoeringsbeleid Meedoen Ridderkerk 2021 (hierna: het Uitvoeringsbeleid) nadere regelgeving is als bedoeld in artikel 5 van de Verordening. Het Uitvoeringsbeleid is verder een algemeen verbindend voorschrift en niet een beleidsregel. In artikel 4, tweede lid, van het Uitvoeringsbeleid staat dat de tegemoetkoming alleen gebruikt kan worden voor zwemlessen in het aangewezen zwembad in Ridderkerk.
4.       [appellante] voert in hoger beroep aan dat de gemeenteraad de toelichting van de Verordening niet heeft vastgesteld, omdat die toelichting niet apart is ondertekend. De toelichting, wat betreft de voorwaarde dat alleen zwemlessen in het aangewezen zwembad in Ridderkerk in aanmerking komen voor tegemoetkoming, kan daarom niet aan haar worden tegengeworpen. De voorwaarde is volgens [appellante] dus niet rechtsgeldig omdat die niet is opgenomen in de Verordening. Verder had, volgens [appellante], de hardheidsclausule toegepast moeten worden.
4.1     De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank. Wat er ook van het betoog van [appellante] over de toelichting zij, de hiervoor genoemde voorwaarde is opgenomen in het Uitvoeringsbeleid als een nadere regel van de Verordening. [appellante] is niet ingegaan op de overweging van de rechtbank hierover. Verder heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het beroep op de hardheidsclausule niet slaagt. [appellante] heeft niet onderbouwd dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard, als bedoeld in de hardheidsclausule, omdat bepaalde kosten niet zijn vergoed.
6.       Het hoger beroep is ongegrond.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schuurman
griffier
1100