202202837/1/A3.
Datum uitspraak: 10 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank NoordHolland van 25 april 2022 in zaak nr. 21/3256 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Alkmaar.
Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2021 heeft de burgemeester de woning aan de [locatie] in Alkmaar voor één jaar gesloten.
Bij besluit van 5 juli 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 april 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:3557, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 5 november 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Kiewitt, beiden via een digitale verbinding, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Blom, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] huurde de woning aan de [locatie] in Alkmaar. Ten tijde van de besluitvorming stond ook zijn zoon ingeschreven op dit adres. Naar aanleiding van een melding van Melding Misdaad Anoniem heeft de politie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek de woning doorzocht. In de woning zijn 6,5 gram cocaïne, een bus pepperspray, weegschalen en weed grinders aangetroffen. De politie heeft vervolgens op 19 februari 2021 een bestuurlijke rapportage opgesteld en deze op 27 maart 2021aangevuld. Naar aanleiding van de bevindingen van de politie heeft de burgemeester besloten om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor één jaar te sluiten overeenkomstig de door hem vastgestelde Beleidsregel handhaving Opiumwet bij drugs in woningen en lokalen, zoals deze toentertijd gold (hierna: de Beleidsregel).
2. Volgens de Beleidsregel is het sluiten van een woning door het opleggen van een last onder bestuursdwang ingrijpend en een uiterst redmiddel. Bij ernstige gevallen volgt bij de eerste overtreding van de Opiumwet sluiting voor de duur van één jaar. Bij minder ernstige gevallen volgt bij de eerste overtreding een waarschuwing.
Er is sprake van een ernstig geval indien wordt voldaan aan één of meer van de volgende criteria:
"1. indien in een woning minimaal 50 gram harddrugs (middel als bedoeld in lijst I van de Opiumwet) zijn aangetroffen;
2. indien andere feiten en omstandigheden dan de aangetroffen harddrugs wijzen op de handel in harddrugs (middel als bedoeld in lijst I van de Opiumwet) in en vanuit een woning;
[…]
4. indien er naast overtredingen van de Opiumwet in en vanuit een woning, sprake is van strafbare feiten zoals geweld, (vuur)wapens en/of munitie, waardoor de openbare orde is verstoord;
[…]
7. indien feiten en omstandigheden wijzen op georganiseerde drugshandel, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, weegschaal, assimilatielampen en dergelijke en/of de verklaringen of meldingen van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren en dergelijke;
[…]"
De uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk was en dat de burgemeester niet met een minder verstrekkende maatregel hoefde te volstaan. Het gaat volgens de rechtbank om een ernstig geval in de zin van de Beleidsregel. Gelet op de waarnemingen van de politie doen zich feiten en omstandigheden voor die wijzen op handel in harddrugs, als bedoeld in criterium 2 van de Beleidsregel. De in de woning aangetroffen pepperspray is een wapen in de zin van artikel 2 van de Wet Wapens en Munitie, zodat is voldaan aan criterium 4 van de Beleidsregel. De in de woning aangetroffen weegschalen, weed grinders en gripzakjes wijzen op georganiseerde drugshandel, zodat ook is voldaan aan criterium 7 van de Beleidsregel. De rechtbank wijst verder op de aangetroffen hoeveelheid harddrugs en op het signaal dat de overheid afgeeft door tegen drugscriminaliteit op te treden.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het sluiten van de woning niet onevenwichtig is. Volgens de rechtbank kan [appellant] de overtreding worden verweten omdat hij daarbij betrokken was. Verder wijst de rechtbank erop dat [appellant] en zijn zoon ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar andere woonruimte hadden gevonden en geen sprake was van dreigende dakloosheid.
Het hoger beroep
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de sluiting van de woning noodzakelijk was. Volgens hem gaat het niet om een ernstig geval in de zin van de Beleidsregel. Er is alleen een zeer kleine hoeveelheid harddrugs in de woning gevonden. Verder zijn er geen feiten en omstandigheden die wijzen op handel in harddrugs of op georganiseerde drugshandel. Er zijn geen grote sommen geld of assimilatielampen in de woning aangetroffen en de weedgrinder, gripzakjes en weegschalen waren voor eigen gebruik. [appellant] betoogt dat met een waarschuwing had kunnen worden volstaan, gelet op het feit dat hij een first-offender is voor een opiumdelict.
[appellant] betoogt verder dat de sluiting niet evenwichtig is, omdat hij op leeftijd is, dakloos dreigde te worden en het besluit spanningen heeft veroorzaakt.
4.1. In haar uitspraak van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, heeft de Afdeling de uitgangspunten weergegeven waarvan zij zal uitgaan bij haar beoordeling van besluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De Afdeling verwijst voor deze uitgangspunten daarom naar die uitspraak en zal deze hanteren bij de beoordeling van het hoger beroep. 4.2. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het gaat om een ernstig geval in de zin van de Beleidsregel. In de woning is 6,5 gram cocaïne aangetroffen. Gelet op de observaties en de in de woning aangetroffen pepperspray en drugs gerelateerde attributen, is voldaan aan de criteria onder 2, 4 en 7 van de Beleidsregel. De rechtbank heeft terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk is en de burgemeester niet met een waarschuwing hoefde te volstaan. Verder heeft [appellant] geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven voor het oordeel dat het sluiten van de woning onevenwichtig is. De Afdeling sluit zich aan bij wat de rechtbank onder 8.4 van de uitspraak daarover heeft overwogen.
De betogen slagen niet.
Slotsom
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2025
190-1146