202204509/1/R2.
Datum uitspraak: 10 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de [maatschap], gevestigd te Heel, waarvan de maten ten tijde van het instellen van het beroep waren [maat 1] en [maat 2],
appellante,
en
de raad van de gemeente Maasgouw,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Parkeerterrein Fun Beach Panheel" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de maatschap beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Fun Beach Event & Leisurepark heeft een reactie ingediend.
De raad en de maatschap hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 26 september 2025, waar de maatschap, vertegenwoordigd door [maat 1], bijgestaan door mr. Th.J.H.M. Linssen, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E. Huisman, advocaat te Tilburg, vergezeld van G. Hankman en C. van der Goor, zijn verschenen. Voorts is op de zitting Fun Beach Event & Leisurepark, vertegenwoordigd door [gemachtigde], vergezeld van [persoon], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 22 oktober 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Ingetrokken beroepsgronden
2. Op de zitting heeft de maatschap de beroepsgronden over het rechtszekerheidsbeginsel, de erfpachtovereenkomst, de Ladder voor duurzame verstedelijking, de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Omgevingsplan 2014, de Structuurvisie Maasgouw 2030 en de financiële uitvoerbaarheid, ingetrokken.
Inleiding
3. Fun Beach Event & Leisurepark, initiatiefneemster, exploiteert een recreatiepark genaamd Fun Beach, dat ligt in recreatiegebied "Leerke Ven", bij Panheel. Het plan voorziet in een nieuw parkeerterrein ten behoeve van Fun Beach, met 1.070 parkeerplaatsen. Verder voorziet het plan in een nieuwe ontsluitingsroute van en naar dit parkeerterrein en in de aanleg van nieuwe natuur. De nieuwe ontsluiting zal plaatsvinden via de Pater Jac. Schreursweg en vervolgens de Rietkamp, die wordt doorgetrokken tot aan het parkeerterrein. Het plan voorziet verder in een nieuwe rotonde bij de kruising Rietkamp en de Pater Jac. Schreursweg, bermversteviging langs de Rietkamp en een opstelstrook voor vrachtauto’s ten behoeve van agrarische activiteiten. Tot slot is, ter legalisering, aan een strook grond ten zuidoosten van de recreatieplas, de bestemming "Recreatie-Dagrecreatie" toegekend. Die gronden zijn feitelijk in gebruik als ligweide.
4. De maatschap exploiteert een agrarisch bedrijf aan de [locatie] te Heel en is eigenaar van een perceel dat grenst aan de Rietkamp en de Pater Jac. Schreursweg. De maatschap vreest voor overlast en belemmering van haar bedrijfsvoering, door een verminderde bereikbaarheid van het perceel.
Gebleken is dat de in het plan voorziene aanleg van de parkeerplaatsen en aanpassing van de infrastructuur al is uitgevoerd. De maatschap heeft ter zitting te kennen gegeven dat haar beroep er voornamelijk nog op is gericht om te bewerkstelligen dat de gemeente alsnog maatregelen treft ter voorkoming van parkeer-, verkeer-, en wateroverlast of haar financieel tegemoetkomt zodat de maatschap zelf deze maatregelen kan treffen.
Toetsingskader
4.1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Verkeer
5. De maatschap betoogt dat het plan leidt tot verkeersoverlast en onveilige situaties. Zij voert aan dat de Rietkamp een kleine, smalle, doodlopende weg is. Deze weg wordt alleen gebruikt door de maatschap en door andere agrariërs om met grote en zware landbouwmachines de agrarische gronden aan de Rietkamp te bereiken, waarbij langs de Rietkamp met landbouwvoertuigen wordt geparkeerd. In de beoogde situatie zal de Rietkamp worden gebruikt als een ontsluitingsweg voor het parkeerterrein, met gecombineerd gebruik door landbouwvoertuigen en dagrecreanten, terwijl die weg daar niet geschikt voor is. Onduidelijk is of de raad daarmee rekening heeft gehouden. De raad heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de huidige capaciteit van de Rietkamp. De raad had ook moeten onderzoeken of de voorgestelde maatregelen voldoende zijn om opstoppingen tijdens piekbelasting te voorkomen. De maatschap verwijst naar een rapport van De Baan Verkeersadvies van 14 juni 2023 (hierna: het rapport van De Baan), waarin wordt geconcludeerd dat de Rietkamp niet geschikt is voor de toename van het aantal verkeersbewegingen.
5.1. De Afdeling overweegt dat de raad in de stukken die ten grondslag zijn gelegd aan het besluit van 31 mei 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan, vooral is ingegaan op de afwikkeling van het verkeer op de Pater Jac. Schreursweg en niet op de afwikkeling van het verkeer op de Rietkamp. De Rietkamp is veel smaller dan de Pater Jac. Scheursweg en wordt gebruikt als de enige toegangsweg van en naar het parkeerterrein. Niet in geschil is dat het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het plan op de Rietkamp fors zal toenemen. De raad heeft aan zijn standpunt, dat De Rietkamp die toename veilig kan afwikkelen, geen onderzoek ten grondslag gelegd. De raad heeft volstaan met de enkele stelling dat de Rietkamp, na versteviging van de berm, voldoende breed zal zijn om de toename van het aantal verkeersbewegingen veilig af te wikkelen. Onduidelijk is hoe breed die weg na versteviging wordt en of de weg voldoende breed wordt om de toename van het verkeer veilig af te wikkelen. Daarom is het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
Het betoog slaagt.
Parkeren
6. De maatschap betoogt dat het plan leidt tot parkeeroverlast, omdat wordt voorzien in onvoldoende parkeerplaatsen. Niet is uitgesloten dat op drukke dagen zal worden geparkeerd ter hoogte van het perceel van de maatschap. Daarbij ontbreekt een deugdelijke onderbouwing van de parkeerbehoefte. In plaats van feitelijke tellingen had de raad moeten aansluiten bij normen uit de Parkeernormen en Parkeerbijdrage regeling Gemeente Maasgouw (2010) of bij de parkeerkencijfers uit de
CROW-publicatie "Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie". Verder zal, door de toename van het aantal parkeerplaatsen, het gebied aantrekkelijker zijn, wat zorgt voor een toename van het aantal bezoekers, waardoor de parkeerdruk toeneemt. Er is geen rekening gehouden met de parkeerbehoefte van het door het bestemmingsplan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkeling van dagrecreatie. Ten onrechte is voor de parkeerbehoefte van die gronden uitgegaan van het bestaande illegale gebruik als ligweide. De maatschap verwijst naar het rapport van De Baan. Volgens De Baan zijn er tussen de 3.810 en 3.750 parkeerplaatsen nodig. Tot slot voert de maatschap aan dat onduidelijk is door wie, hoe, wanneer en met welke frequentie tellingen zijn verricht. Daardoor is niet inzichtelijk of de gedane tellingen representatief zijn en op welke wijze de parkeerbehoefte is bepaald.
6.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het gaat om een bestaand waterrecreatiegebied. Daarom is niet aangesloten bij parkeernormen volgens de parkeernota of bij de betreffende CROW-richtlijn. De parkeernota, die is gebaseerd op de CROW-kencijfers, ziet namelijk alleen op nieuwe ontwikkelingen. De raad is uitgegaan van het feitelijk gebruik van de afgelopen jaren. Aan de hand van tellingen van geparkeerde auto’s is de parkeerbehoefte bepaald. Op drukke topdagen zijn langs de openbare wegen 500 tot 800 geparkeerde auto’s geteld, op één topdag in het jaar 2019 zijn 850 auto’s en op één topdag in het jaar 2020 zijn 875 auto’s geteld. Het plan voorziet in 1.070 parkeerplaatsen. Tezamen met de al bestaande 200 parkeerplaatsen op het terrein van initiatiefnemer, die direct buiten het plangebied zijn gelegen, is er voldoende parkeerruimte om in de parkeerbehoefte te voorzien. De toekenning van de bestemming "Recreatie" betreft een legalisering van een thans aanwezige feitelijke situatie. De strook grond maakt deel uit van het gebied voor dagrecreatie en wordt als zodanig reeds gebruikt, zodat de parkeerbehoefte al is meegenomen in de telling van de geparkeerde auto’s.
6.2. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor de berekening van de parkeerbehoefte de parkeernormen uit de parkeernota niet gelden. Die normen zien namelijk op nieuwe situaties, op nog te realiseren buitenzwemwater, terwijl het gaat om een bestaand waterrecreatiegebied. De raad heeft met het in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte parkeerterrein geprobeerd om een bestaand parkeerprobleem op te lossen. De raad mocht daarom aansluiten bij de feitelijke situatie en kon aan de hand van geparkeerde auto’s en informatie over bezoekersaantallen de parkeerbehoefte bepalen. De raad heeft zich daarnaast terecht op het standpunt gesteld dat de toekenning van de bestemming "Recreatie" aan de betreffende strook grond niet leidt tot een extra parkeerbehoefte.
In zoverre slaagt het betoog niet.
6.3. Maar naar het oordeel van de Afdeling heeft de maatschap terecht naar voren gebracht dat onvoldoende duidelijk is of de verrichte tellingen voldoende representatief zijn geweest om de parkeerbehoefte te bepalen. Onduidelijk is namelijk op welke dagen, op welke locatie en op welk tijdstip de tellingen zijn verricht en hoeveel tellingen aan het besluit tot vaststelling van het plan ten grondslag hebben gelegen. Ook daarom is het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
In zoverre slaagt het betoog.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
7. De maatschap betoogt dat de vormvrije m.e.r-beoordeling onvolledig is, omdat daarin de gevolgen van de aanleg en het gebruik van de nieuwe ontsluitingsweg naar het parkeerterrein en ook de realisatie van het parkeerterrein niet zijn meegenomen. Verder is daarin niet betrokken dat het parkeerterrein zelf tot meer verkeersbewegingen leidt.
7.1. Het plan voorziet in de aanleg van een parkeerterrein en aanpassingen aan de infrastructuur. Daarmee wordt voorzien in de realisatie van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) en dient een beslissing te worden genomen als bedoeld in artikel 7.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer (Wm) omtrent de vraag of bij de voorbereiding van het betrokken besluit voor de activiteit, vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die zij voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Bij het niet overschrijden van de drempelwaarden, zoals hier aan de orde, is artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit m.e.r. van toepassing en dient een zogenoemde vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden verricht.
7.2. De Afdeling stelt vast dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling is gemaakt. Deze is aangepast naar aanleiding van wat de maatschap naar voren heeft gebracht in de zienswijze. In deze aangepaste beoordeling is alsnog de aanleg en het gebruik van de nieuwe ontsluitingsweg meegenomen. Daarnaast is aanvullend flora- en faunaonderzoek verricht. Vervolgens is, op basis van deze m.e.r.-beoordeling, de m.e.r.-beslissing genomen als bedoeld in artikel 7.17, eerste lid, van de Wm. Het betoog van de maatschap, dat de aanleg en het gebruik van de nieuwe ontsluitingsweg en de aanleg van het parkeerterrein zijn is meegenomen, mist derhalve feitelijke grondslag.
7.3. Niet aannemelijk is geworden dat de realisatie van het parkeerterrein in dit geval een verkeersaantrekkende werking heeft. Het parkeerterrein voorziet in een bestaande parkeerbehoefte en wordt gerealiseerd voor het oplossen van een bestaand parkeerprobleem bij een bestaande recreatieplas. Het parkeerterrein wordt afgesloten met een slagboom en er wordt een maximum aantal dagtickets verkocht.
7.4. Het betoog faalt.
Tussenconclusie
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen in 5.1 en 6.3 is het beroep gegrond. Het besluit van 31 mei 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Parkeerterrein Fun Beach Panheel" dient te worden vernietigd, wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Rechtsgevolgen in stand laten
9. De raad heeft na het besluit van 31 mei 2022 parkeer- en verkeersonderzoek laten doen door Kragten. Kragten heeft de resultaten van dit onderzoek neergelegd in een memo van 10 juli 2024.
10. De Afdeling ziet, vanwege dit nadere onderzoek, aanleiding om te onderzoeken of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten en zal dit doen aan de hand van wat door de maatschap naar voren is gebracht over dit onderzoek.
- verkeer
11. De maatschap betoogt dat het onderzoek van Kragten onzorgvuldig tot stand gekomen is, dat het is gebaseerd op onjuiste uitgangspunten en dat daarom niet mocht worden afgegaan op de conclusie in het onderzoek, dat de Rietkamp geschikt is om de toename van het verkeer veilig af te wikkelen.
11.1. Kragten heeft uiteengezet dat wordt uitgegaan van een verkeersgeneratie van 2.462 mvt/e. Dit is gebaseerd op een gemiddeld bezoekersaantal van 40.000 per jaar over de jaren 2017 tot en met 2020. Daarvan komen gemiddeld 8.000 bezoekers per fiets of te voet en 32.000 bezoekers met de auto. Bij een gemiddelde bezetting van 2,6 personen per auto betekent dit 12.308 autobewegingen per jaar. De piek ligt in de zomerperiode. Worst case wordt een aantal van 4.000 personen per dag in de periode april tot en met september verwacht. Aangezien maximaal 1.231 bezoekers met de auto zullen komen, zal, worst case, in die maanden, voor de Rietkamp de verkeersintensiteit 2.462 mvt/e per dag bedragen. De maximale intensiteit op een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom bedraagt 6.000 mvt/e. De rotonde bij de Pater Jac. Schreursweg vormt geen belemmering, omdat deze voldoende capaciteit heeft. Voor de Rietkamp geldt dat deze weg smaller is. Deze weg is echter, na bermversteviging, breed genoeg om de toename van de verkeersintensiteit veilig af te kunnen wikkelen. Twee auto’s kunnen elkaar normaal passeren en een auto en een landbouwvoertuig kunnen elkaar met lage snelheid passeren. Voor de Rietkamp bedraagt de capaciteit na bermversteviging tussen de 3.000 en 4.000 mvt/e.
11.2. De Afdeling ziet in wat de maatschap heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek door Kragten is gebaseerd op onjuiste uitgangspunten. Zoals hiervoor in 7.3 al is overwogen, is niet aannemelijk geworden dat de realisatie van het parkeerterrein zelf een verkeersaantrekkende werking heeft. De maatschap heeft niet gemotiveerd bestreden dat de toename van het aantal verkeersbewegingen, worst case, 2.462 mvt/e zal bedragen en dat het totaal aantal verkeersbewegingen voor de Rietkamp, inclusief die toename, minder dan 3.000 mvt/e is. Daarnaast heeft de maatschap niet bestreden dat de capaciteit van de Rietkamp 3.000-4000 mvt/e bedraagt.
11.3. Over de verkeersveiligheid overweegt de Afdeling dat uit het memo van Kragten volgt dat na de bermversteviging de rijbaan in ieder geval een breedte heeft van 5,5 m en ter hoogte van het perceel van de maatschap een breedte heeft van 6 m. Voor het perceel van de maatschap is bovendien voorzien in een afzonderlijke inrit vanuit de rotonde, die de laadplaats bij het perceel van de maatschap ontsluit. Kragten heeft in het memo uiteen gezet waarom een breedte van 5,5 m genoeg is voor een veilige verkeersafwikkeling, ook als een landbouwvoertuig een auto of een fietser moet passeren.
In wat de maatschap heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding om aan de conclusie in het memo van Kragten, dat de Rietkamp de toename van het verkeer veilig kan afwikkelen, te twijfelen. De maatschap heeft enkel verwezen naar het rapport van De Baan, maar volgens De Baan moet de rijbaan een wegbreedte van tenminste 5,35 m hebben, terwijl volgens Kragten de Rietkamp tenminste een breedte heeft van 5,5 m.
11.4. Het betoog slaagt niet.
- parkeren
12. De maatschap betoogt dat het onderzoek van Kragten onzorgvuldig tot stand is gekomen. De maatschap voert aan dat het plan, dat inmiddels is uitgevoerd, nog steeds leidt tot parkeeroverlast. Auto’s parkeren aan de zuidzijde van haar perceel, aan de noordzijde van het daar aanwezige water, en/of in de berm, en automobilisten overnachten daar ook. Aangezien op andere plekken langs de Rietkamp maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat langs de berm wordt geparkeerd, terwijl langs het perceel van de maatschap geen maatregelen zijn genomen, wordt juist op haar perceel of in de berm van haar perceel geparkeerd. Dit komt ook omdat de toegangsweg gedurende de nacht wordt afgesloten met een slagboom, zodat automobilisten in de nacht niet kunnen parkeren op het parkeerterrein. De maatschap voert verder aan dat het onderzoek van De Baan nog steeds actueel is en dat het onderzoek van Kragten is gebaseerd op onjuiste uitgangspunten en onvoldoende representatief is, onder meer omdat onvoldoende onderzoek is gedaan tijdens mooie dagen.
12.1. Kragten heeft onderzoek gedaan naar de parkeerbehoefte. Kragten heeft gebruikt gemaakt van een overzicht van verkochte tickets in de periode van 21 mei 2023 tot en met 10 september 2023, van 11 mei 2022 tot en met 12 september 2022 en van 8 juni 2023 tot en met 25 augustus 2023. Verder heeft Kragten gebruik gemaakt van de gegevens van een parkeeronderzoek door Verkeersonderzoeksbureau BuitenRuimte in de periode van 8 juli 2023 tot en met 10 september 2023. Tot slot heeft Kragten foto’s van de parkeersituatie aan de hand van dronebeelden en werkbestektekeningen bij het onderzoek betrokken. In het memo van Kragten wordt geconcludeerd dat het aantal parkeerplaatsen waarin het plan voorziet, afdoende is.
12.2. In het betoog van de maatschap ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek van Kragten zou zijn gebaseerd op onjuiste uitgangspunten. Zoals hiervoor al is overwogen in 6.2 hoefde de raad niet aan te sluiten bij de normen voor een openluchtzwembad, omdat het geen nieuwe situatie betreft. De raad mocht aansluiten bij de feitelijke situatie en kan aan de hand van geparkeerde auto’s en informatie over bezoekersaantallen de parkeerbehoefte van Fun Beach bepalen.
12.3. Over het parkeeronderzoek overweegt de Afdeling dat Bureau BuitenRuimte voor het bepalen van de bezettingsgraad gedurende 8 weekenddagen rondom Fun Beach parkeerdrukmetingen heeft uitgevoerd. Voorafgaand aan die parkeerdrukmetingen heeft Bureau Buitenruimte de parkeercapaciteit in de openbare ruimte geïnventariseerd en vervolgens op 77 momenten de geparkeerde voertuigen genoteerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de maximale parkeerbezetting 1.133 auto’s bedroeg. Aangezien op zulke dagen naast de in het plan voorziene 1.070 ook de reeds bestaande 200 parkeerplaatsen kunnen worden gebruikt, zijn er in totaal 1.270 parkeerplaatsen beschikbaar. Omdat is gebleken dat de maximale bezetting 1.133 parkeerplaatsen bedroeg, voorziet het plan in de parkeerbehoefte.
De Afdeling ziet in wat de maatschap heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het parkeeronderzoek onvoldoende representatief is. Ook tijdens mooie, zonnige dagen, met hoge temperaturen in de zomerperiode is onderzoek gedaan naar de parkeerbezetting.
12.4. De raad heeft verder aan de hand van foto’s aannemelijk gemaakt dat niet op reguliere basis wordt geparkeerd langs de bermen van de Rietkamp. De maatschap heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De maatschap heeft weliswaar foto’s overgelegd, maar onduidelijk is wanneer deze foto’s precies zijn genomen en of de geparkeerde auto’s afkomstig zijn van bezoekers van Fun Beach. De raad heeft juist aan de hand van foto’s, dronebeelden en een verklaring van een andere agrariër aannemelijk gemaakt dat niet langer in de berm van de Rietkamp wordt geparkeerd.
De Afdeling overweegt verder dat, voor zover toch, incidenteel, wordt geparkeerd op of langs het perceel van de maatschap, de raad deze overlast aanvaardbaar heeft mogen achten. De raad hoefde, gelet hierop, niet te voorzien in maatregelen om parkeeroverlast tegen te gaan. De maatschap heeft nog naar voren gebracht dat de gemeente maatregelen heeft getroffen langs de bermen van percelen van andere agrariërs, maar daarover wordt overwogen dat de raad ter zitting onbestreden heeft toegelicht dat deze maatregelen niet zijn getroffen door de gemeente, maar door de betreffende agrariër op eigen kosten, dan wel dat deze niet zijn getroffen vanwege parkeeroverlast door Fun Beach, maar om heel andere redenen.
- overig
12.5. Over de gestelde wateroverlast wordt overwogen dat het niet aannemelijk is geworden dat deze wordt veroorzaakt door de aanleg van de in het plan voorziene rotonde. De gemeente hoefde dan ook, anders dan de maatschap ter zitting heeft gesteld, geen maatregelen te treffen, zoals het graven van een greppel, om wateroverlast tegen te gaan.
12.6. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen ziet de Afdeling aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb in stand te laten. Dit betekent dat de zaak hiermee finaal is beslecht.
14. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de [maatschap] gegrond;
II. vernietigt het besluit van 31 mei 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Parkeerterrein Fun Beach Panheel";
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Maasgouw tot vergoeding van de bij de [maatschap] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00;
V. gelast dat de raad van de gemeente Maasgouw aan de [maatschap] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.M. Kaajan, voorzitter, en mr. J.H. van Breda en mr. J.M. Willems, leden, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Kaajan
voorzitter
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2025
680-1140