202401371/1/A3.
Datum uitspraak: 17 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Stichting Fauna4life, gevestigd in Amstelveen, en Stichting Animal Rights,
gevestigd in Den Haag (hierna: de stichtingen),
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank NoordHolland (hierna: de rechtbank) van 9 januari 2024 in zaak nr. 23/7246 in het geding tussen:
de stichtingen
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2023 heeft het college aan Landal Sluftervallei (hierna: Landal) een ontheffing verleend voor het vangen en doden van konijnen op vakantiepark Landal Sluftervallei op Texel.
Bij besluit van 26 oktober 2023 heeft het college het door de stichtingen
daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit
van 5 april 2023 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
Bij uitspraak van 9 januari 2024 heeft de rechtbank het door de stichtingen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de stichtingen hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 29 juli 2024 heeft het college de motivering van het besluit van 5 april 2023 aangevuld en een aantal voorschriften gewijzigd en toegevoegd.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Landal en het college hebben een nader stuk ingediend.
De stichtingen hebben gronden tegen het besluit van 29 juli 2024 ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 oktober 2025, waar de stichtingen, vertegenwoordigd door mr. C.M. van de Ven, advocaat in Den Haag, [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Sassen, vergezeld door R. Vogelaar en M. Smit, zijn verschenen. Verder is Landal, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als derde-belanghebbende gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
De aanvraag om een ontheffing is ingediend op 10 januari 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wnb, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Landal exploiteert een vakantiepark op Texel. Landal heeft op 10 januari 2023 een ontheffing voor het vangen en doden van konijnen bij de Omgevingsdienst Noord-Holland aangevraagd om de populatie wilde konijnen op het vakantiepark beheersbaar te houden. Het college heeft de aangevraagde ontheffing op 5 april 2023 verleend. In de bezwaarprocedure heeft de Hoor- en adviescommissie op 7 september 2023 het college geadviseerd om nader ecologisch onderzoek te laten uitvoeren. Naar aanleiding van dit advies heeft ecologisch adviesbureau EcoTex (hierna: EcoTex) op verzoek van Landal ecologisch onderzoek verricht en een advies uitgebracht.
3. Dit advies is opgenomen in het rapport Project: Konijnenbeheer Sluftervallei-Texel van EcoTex van 3 oktober 2023 (hierna: het rapport van EcoTex van 3 oktober 2023). In dit rapport staat dat vakantieparken als Landal zeer geschikt zijn als leefgebied voor konijnen. Landal heeft een gedegen plan van aanpak gerealiseerd met betrekking tot de aanwezige konijnenpopulatie, onder andere door het plaatsen van hekwerken, rasters en weringen en konijnwerende korrels. Tevens vermeldt dit rapport, dat er geen negatief effect op de konijnenpopulatie op het park optreedt indien de gevraagde ontheffing wordt verleend. Uit studies is verder gebleken dat een populatie van 30 konijnen genoeg is voor herintroductie. Een populatie van 45 konijnen (voorjaarsstand) wordt daarom als een zeer gunstige drempelwaarde gezien binnen het beperkte leefgebied van circa 22 à 23 hectare van het vakantiepark. EcoTex heeft in oktober 2023 tellingen uitgevoerd en geconcludeerd dat er naar schatting 120 tot 140 konijnen op het vakantiepark aanwezig zijn. Deze populatie zal zich zonder populatiereductie in één voortplantingsseizoen verdubbelen.
4. Bij besluit van 26 oktober 2023 heeft het college het besluit van 5 april 2023 onder verwijzing naar het rapport van EcoTex van 3 oktober 2020 in stand gelaten. Bij besluit van 29 juli 2024 heeft het college dit besluit aangevuld met een gewijzigde onderbouwing ten aanzien van de andere bevredigende oplossing. Ook zijn een aantal voorschriften gewijzigd en toegevoegd. De stichtingen kunnen zich niet met de verleende ontheffing verenigen.
Uitspraak van de rechtbank
5. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de nu ter beoordeling voorliggende ontheffing nodig is ter voorkoming van schade die zal ontstaan bij een snelle vermeerdering van de nu op het park aanwezige konijnen. Gelet op de stukken en gelet op wat het college op de zitting heeft toegelicht, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat sprake is van een geïsoleerde konijnenpopulatie op het park. Daarom is niet aannemelijk dat de staat van instandhouding van de konijnen buiten het park zal verslechteren door het verlenen van de ontheffing. Gelet op de inhoud van het rapport van EcoTex van 3 oktober 2020 en het daarin genoemde uitgangspunt dat een levensvatbare konijnenpopulatie uit ten minste 30 konijnen dient te bestaan, is ook niet aannemelijk dat de gunstige staat van instandhouding van de konijnenpopulatie op het park zal verslechteren door het verlenen van de ontheffing. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen andere bevredigende oplossingen zijn voor het doden van konijnen. De rechtbank heeft daarom het beroep van de stichtingen ongegrond verklaard.
Regelgeving
6. De bepalingen die relevant zijn voor de uitspraak zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak die hiervan deel uitmaakt.
Voorwaarden verlenen ontheffing
7. Op grond van artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wnb is het verboden in het wild levende zoogdieren van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, van de Wnb, opzettelijk te doden of te vangen.
Op grond van artikel 3.8, vijfde lid, van de Wnb kan een ontheffing van het verbod van artikel 3.10 van de Wnb uitsluitend worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing bestaat, zij nodig is vanwege het belang dat met de ontheffing wordt gediend en er geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
De Afdeling zal, gelet op wat de stichtingen betogen, eerst beoordelen of de ontheffing nodig is ter voorkoming van schade, daarna beoordelen of er een andere bevredigende oplossing bestaat voor het doden van konijnen en tot slot beoordelen of met de ontheffing geen afbreuk wordt gedaan aan het streven het konijn in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
Hoger beroep
Is de ontheffing nodig ter voorkoming van schade?
8. De stichtingen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de ontheffing nodig is ter voorkoming van schade of overlast op het vakantiepark als bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wnb. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een concrete dreiging van schade of dat sprake is van aantoonbare schade. Ten tijde van de besluitvorming in 2023 zijn er alleen enkele zanderige plekken op gazonnetjes waargenomen. Dit valt volgens de stichtingen onder het normaal maatschappelijk risico van bedrijven die in natuurgebieden vakantieparken exploiteren. Ten tijde van de inspecties van de voorgaande ontheffing waren er beduidend meer konijnen op het vakantiepark aanwezig dan nu het geval is, omdat het toen vrij toegankelijk was voor konijnen en de chalets verouderd waren. Doordat het vakantiepark ontoegankelijk is gemaakt voor konijnen is volgens de stichtingen een nieuwe situatie ontstaan waardoor niet kan worden uitgegaan van de schadecijfers ten tijde van een voorgaande ontheffing. De chalets zijn inmiddels voorzien van konijnwerende rasters waardoor belangrijke schade ook in de toekomst wordt voorkomen, aldus de stichtingen.
8.1. Het college stelt zich op het standpunt dat geen nieuwe situatie is ontstaan door de getroffen maatregelen. Binnen de afrasteringen leeft namelijk nog steeds een konijnenpopulatie die schade kan veroorzaken aan het vakantiepark en de op het vakantiepark gelegen opstallen en infrastructuur. Om de konijnenpopulatie te beheersen en schade aan het vakantiepark te voorkomen, is beheer van de konijnenpopulatie nog steeds nodig, aldus het college.
8.2. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4116, heeft overwogen, is aan het gestelde vereiste van belangrijke schade voldaan, indien is gebleken van een concrete dreiging van belangrijke schade. Bij de invulling van het begrip ‘belangrijke schade’ en bij het bepalen van een concrete dreiging daarvan, komt het college beoordelingsruimte toe. Niet is vereist dat de belangrijke schade zich al heeft voorgedaan. Uit het enkele gegeven dat een schadeveroorzakende diersoort en schadegevoelige gewassen in een gebied voorkomen, kan niet de conclusie worden getrokken dat belangrijke schade zich in die gebieden voordoet. Daarbij komt aan de schadehistorie belangrijke betekenis toe. 8.3. Het college heeft het rapport van EcoTex van 3 oktober 2023 ten grondslag gelegd aan zijn standpunt dat de ontheffing nodig is ter voorkoming van schade. In dit rapport staat dat er in oktober 2023 een konijnenpopulatie tussen de 120 en 140 op het vakantiepark aanwezig was. Als er geen populatiereductie plaatsvindt zal er een verdubbeling van het aantal konijnen binnen één voortplantingsseizoen plaatsvinden. Bij expansieve uitbreiding van de populatie zullen de konijnen meer graaf- en knaagschade aanrichten. Economische schade omvat bijvoorbeeld graafschade aan tuinen bij vakantiehuisjes, speeltuinen, beplanting, bestrating en riolering (hemelwaterafvoer). Valpartijen waarbij wandelaars en recreanten lichamelijk letsel oplopen, veroorzaken ook economische schade. Dit draagt bij aan een negatieve beeldvorming onder gasten van het vakantiepark. In het jaar 2020 bedroeg de schade € 24.000,-.
8.4. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de nu ter beoordeling voorliggende ontheffing nodig is ter voorkoming van schade die ontstaat bij een snelle vermeerdering van de op het park aanwezige konijnen. Het college heeft hierbij de schadehistorie van belang mogen achten. Uit het rapport van EcoTex van 3 oktober 2023 volgt dat een populatie konijnen die permanent op het vakantiepark verblijft schade heeft veroorzaakt, zoals onder 8.3 is beschreven. In combinatie met lange wachttijden op reparatie bedroeg de schade in het jaar 2020 € 24.000,-. De Afdeling volgt de stelling van de stichtingen dat door de getroffen maatregelen geen sprake meer is van een concrete dreiging van belangrijke schade niet. In het rapport van EcoTex van 3 oktober 2023 staat dat indien geen populatiereductie plaatsvindt er een verdubbeling van het aantal konijnen binnen één voortplantingsseizoen zal plaatsvinden. Er leeft nog steeds een aanzienlijke populatie konijnen op het vakantiepark die zich snel kan vermeerderen, waardoor een concrete dreiging op schade bestaat.
8.5. Het betoog slaagt niet.
Andere bevredigende oplossing
9. De stichtingen betogen dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het college heeft onderschreven, dat ten aanzien van het doden van konijnen geen andere bevredigende oplossing bestaat als bedoeld in artikel 3.8, vijfde lid, onder a, van de Wnb. De stichtingen voeren hiertoe aan dat schade al kan worden voorkomen door het (half)verharden van paden en het ingraven van gaas onder chalets. Daarnaast is het vangen en elders uitzetten van konijnen een andere bevredigende oplossing. Het college heeft volgens de stichtingen onvoldoende gemotiveerd waarom per uitzetlocatie op Texel maximaal 30 konijnen kunnen worden uitgezet. Dit is net voldoende om te kunnen spreken van een levensvatbare populatie. Ook heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom de konijnen niet kunnen worden uitgezet op Vlieland of in het Noordhollands Duinreservaat. Het duingebied van Vlieland is juist erg gebaat bij meer konijnen om het uitsterven van de konijnenpopulatie op Vlieland te voorkomen en de biodiversiteit en het duinlandschap te verbeteren, aldus de stichtingen.
9.1. Het college stelt zich in het besluit van 26 oktober 2023 op het standpunt dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat voor het doden van konijnen. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst het college naar het rapport Herstel van konijnenpopulaties in de kustduinen van Kennisnetwerk van Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit. In dit rapport staat onder meer dat het herplaatsen van konijnen vaak niet doeltreffend is vanwege stress, predatie, ziekten of steriliteit. Het college stelt zich daarom op het standpunt dat het herplaatsen van de konijnen buiten de drie genoemde uitzetlocaties te risicovol is. Bovendien bestaat de konijnenpopulatie op het vakantiepark naar schatting voor 30% uit hybride of verwilderde tamme konijnen. Het is niet wenselijk en niet in overeenstemming met het werkprotocol om deze konijnen in het wild uit te zetten.
Het college heeft zich in het aanvullend besluit van 29 juli 2024 op het standpunt gesteld dat er geen volledige alternatieve bevredigende oplossingen bestaan voor het doden van konijnen. In hoger beroep heeft het college toegelicht dat Landal de afgelopen jaren preventieve maatregelen heeft getroffen, zoals het plaatsen van konijnwerend raster en veeroosters. Andere maatregelen op het vakantiepark, zoals het terrein verharden, zijn niet wenselijk. Dat zou namelijk betekenen dat ook andere soorten die geen schade veroorzaken, zoals hazen en marterachtigen, worden geweerd. Het vangen en uitzetten van konijnen is geen volledige andere bevredigende oplossing. Het college heeft in dit verband verwezen naar het Werkprotocol: konijnen uitzetten voor populatieherstel van Kennisnetwerk Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit (hierna: werkprotocol). Hierin staat dat voor het uitzetten van konijnen zware eisen gelden. Zo moet een uitzetlocatie met een kunstburcht geschikt worden gemaakt, mag er geen bestaande konijnenpopulatie aanwezig zijn, mogen alleen wilde konijnen worden uitgezet en moeten de wilde konijnen tegen myxomatose en Rabbit Haemorrhagic Disease worden gevaccineerd. Per uitzetlocatie mogen niet meer dan circa 10 konijnen worden uitgezet in verband met concurrentie. Staatsbosbeheer kan jaarlijks slechts drie verschillende uitzetlocaties op Texel geschikt maken voor het uitzetten van konijnen. Per uitzetactie worden maximaal 30 individuen conform het werkprotocol uitgezet. Doordat het bij het uitzetten van konijnen alleen kan gaan om kleine aantallen en er geschikte uitzetlocaties moeten zijn, is het geen volledig alternatief voor het doden van konijnen.
9.2. De Afdeling overweegt als volgt. Het konijn is geen diersoort die in Nederland wordt beschermd onder de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (hierna: Habitatrichtlijn). Uit artikel 16 van de Habitatrichtlijn volgt dat beheermaatregelen zijn toegestaan wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en op voorwaarde dat de afwijking geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Gelet op de systematiek van de Wnb, waarin artikel 3.8, vijfde lid, van de Wnb van toepassing is verklaard op de diersoorten bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Wnb, geldt de maatstaf uit artikel 16 van de Habitatrichtlijn, in Nederland ook voor diersoorten die niet onder de bescherming van de Habitatrichtlijn vallen, zoals het konijn.
9.3. Met betrekking tot diersoorten op welke het hiervoor onder 9.2. genoemde beschermingsregime van toepassing is, is het college bij toepassing van zijn bevoegdheid uit artikel 3.8, vijfde lid, onder a, van de Wnb verplicht om nauwkeurig en passend te motiveren dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat waarmee de aangevoerde doelstelling kan worden bereikt. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college, gelet op wat in 9.1 is uiteengezet, nauwkeurig en passend gemotiveerd dat er geen volledige andere bevredigende oplossing is voor het doden van konijnen. De stichtingen hebben geen rapporten overgelegd of argumenten aangevoerd die de bevindingen uit het rapport Herstel van konijnenpopulaties weerleggen.
9.4. Het betoog slaagt niet.
Staat van instandhouding
10. De stichtingen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de ontheffing in strijd met artikel 3.8, vijfde lid, onder c, van de Wnb is verleend. Volgens de stichtingen heeft het college niet of in ieder geval onvoldoende aannemelijk gemaakt dat met de verleende ontheffing geen afbreuk wordt gedaan aan het streven het konijn in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Daartoe voeren de stichtingen aan dat de staat van instandhouding moet worden beoordeeld in het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort en niet slechts op een beperkte locatie. Ook heeft de rechtbank miskend dat het college de cumulatieve gevolgen van alle ontheffingen voor de staat van instandhouding van het konijn had moeten onderzoeken. Verder heeft EcoTex het aantal van 45 konijnen als doelstand voor een levensvatbare populatie niet onderbouwd.
10.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de konijnenpopulatie op het vakantiepark ten tijde van de besluitvorming in 2023 een op zichzelf staande populatie was en er geen uitwisseling was tussen konijnen uit de duinen op Texel en de konijnen op het vakantiepark, anders dan door het uitzetten van konijnen door Staatsbosbeheer. Het konijn wordt op het vakantiepark niet in zijn bestaan bedreigd. Daarom wordt de staat van instandhouding van het konijn niet negatief beïnvloed door de ontheffing. Omdat sprake was van een geïsoleerde populatie konijnen op het vakantiepark, was ook geen sprake van cumulatie met andere vergunde activiteiten/projecten. Bovendien staat in het rapport van EcoTex van 3 oktober 2023 dat uit studies is gebleken dat een populatie van 30 konijnen genoeg is voor herintroductie. De gunstige staat van instandhouding bij een konijnenpopulatie van tenminste 45 konijnen komt daarom niet in gevaar.
10.2. De Afdeling stelt voorop dat de verleende ontheffing getoetst dient te worden naar het recht en de feiten op het moment dat het besluit tot ontheffing is genomen. De controle op 15 januari 2025 valt dan ook buiten de omvang van deze procedure. Bij die controle is vastgesteld dat de feitelijke situatie is veranderd sinds het moment waarop de ontheffing is verleend. Het is daardoor niet langer uit te sluiten dat konijnenpopulaties binnen en buiten het vakantiepark zich met elkaar vermengen. Als de stichtingen menen dat Landal heeft nagelaten om maatregelen te nemen tegen de vermenging van konijnenpopulaties, kunnen zij het college verzoeken om handhavend op te treden of om de ontheffing in te trekken of te wijzigen.
10.3. Om de staat van instandhouding te bepalen dient, zoals is vastgelegd in de begripsbepaling in artikel 1.1 van de Wnb, het effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort op het grondgebied, bedoeld in artikel 2 van de Habitatrichtlijn, te worden vastgesteld. Hiervoor verwijst de Afdeling naar haar uitspraak van 5 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2588, r.o. 9.2 en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:851, punt 58-61. 10.4. Het bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies van een deskundige, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan (zie de uitspraak van de Afdeling van 23 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3413, r.o. 10.2). 10.5. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich, onder verwijzing van het rapport van EcoTex van 3 oktober 2023, ten tijde van het nemen van het besluit op het standpunt heeft mogen stellen dat sprake is van een geïsoleerde populatie konijnen op het vakantiepark. Het is daarom niet aannemelijk dat de staat van instandhouding van konijnen buiten het park zal verslechteren door het verlenen van de ontheffing. Het college mocht daarbij afgaan op het rapport van EcoTex van 3 oktober 2020 waarin staat dat door een combinatie van konijnwerkend raster, veeroosters en sloten om het park er geen vermenging tussen de in- en externe populatie plaatsvindt. Bovendien volgt uit het Controle rapport Advies Handhaving van de Omgevingsdienst Noord-Holland van 10 februari 2023 dat R. Vogelaar, toezichthouder Wet natuurbescherming, tijdens een controlebezoek op 10 februari 2023 heeft vastgesteld "dat het konijnwerend raster aan de duinzijde volledig was, er geen gaten in zaten en het nergens ondergraven was". De toegangsplekken waren ook voorzien van een veerooster. Op de zitting heeft R. Vogelaar bevestigd dat er in 2023 en 2024 sprake was van een geïsoleerde populatie op het vakantiepark. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat een populatie van 30 konijnen een levensvatbare populatie is en de ontheffing voorziet in een populatie van 45 konijnen op het vakantiepark, zal de gunstige staat van instandhouding van konijnen op het vakantiepark ook niet verslechteren. De stichtingen hebben de conclusies uit het rapport van EcoTex van 3 oktober 2023 betwist, maar niet aannemelijk gemaakt dat deze onjuist zijn. De Afdeling is daarom van oordeel dat het college zich op basis van het rapport van EcoTex van 3 oktober 2020 redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ontheffing geen afbreuk zal doen aan het streven de populaties van het konijn in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
10.6. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
11. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
12. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. C.C.W. Lange, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2025
818 - 1101
BIJLAGE
Wettelijk kader
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn)
Artikel 2
1 . Deze richtlijn heeft tot doel bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit door het instandhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de Lid-Staten waarop het Verdrag van toepassing is.
2. De op grond van deze richtlijn genomen maatregelen beogen de natuurlijke habitats en de wilde dier- en plantensoorten van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen.
3. In de op grond van deze richtlijn genomen maatregelen wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden.
Artikel 16
1. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en op voorwaarde dat de afwijking geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, mogen de. Lid-Staten afwijken van het bepaalde in de artikelen 12, 13, 14 en 15, letters a) en b):
[…]
b) ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren en andere vormen van eigendom;
[…]
Wet natuurbescherming
Artikel 1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
gunstige staat van instandhouding van een soort: staat van instandhouding van een soort waarvoor geldt dat:
a. uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en
b. het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en
c. er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden;
[…]
staat van instandhouding van een soort: effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en grootte van de populaties van die soort op het grondgebied, bedoeld in artikel 2 van de Habitatrichtlijn.
Artikel 3.8
1. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6, tweede lid, ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten.
[…]
5. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing;
b. zij is nodig:
1°. in het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna, of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats;
2°. ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden, wateren of andere vormen van eigendom;
3°. in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;
4°. voor onderzoek en onderwijs, repopulatie of herintroductie van deze soorten, of voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten, of
5°. om het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt, bij de ontheffing of vrijstelling vastgesteld aantal van bepaalde dieren van de aangewezen soort te vangen of onder zich te hebben, onderscheidenlijk een beperkt bij de ontheffing of vrijstelling vastgesteld aantal van bepaalde planten van de aangewezen soort te plukken of onder zich te hebben;
c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
Artikel 3.10
1. Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde en vijfde lid, is het verboden:
a. in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen;
[…]
2. Artikel 3.8, met uitzondering van het derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de verboden, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat, in aanvulling op de redenen, genoemd in het vijfde lid, onderdeel b, de noodzaak voor de ontheffing of vrijstelling ook verband kan houden met handelingen:
[…]
b. ter voorkoming van schade of overlast, met inbegrip van schade aan sportvelden, schietterreinen, industrieterreinen, kazernes, of begraafplaatsen;
[…]
Bijlage, behorende bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming
Onderdeel A (behorende bij artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a)
[…]
Konijn
[…]