ECLI:NL:RVS:2025:6174

Raad van State

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
202302924/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing inschrijving als vertaler en tolk in het Register beëdigde tolken en vertalers

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om inschrijving als vertaler en tolk in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) door de minister van Justitie en Veiligheid. De minister heeft de verzoeken van [appellant] afgewezen op basis van het niet voldoen aan de wettelijke voorwaarden voor inschrijving, waaronder taalvaardigheid op C1-niveau en voldoende werkervaring. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarop hij hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zittingen op 26 mei en 10 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Afdeling oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] niet voldoende objectieve bewijsstukken heeft overgelegd om aan te tonen dat hij voldoet aan de vereisten voor inschrijving. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De minister hoeft geen proceskosten te betalen.

Uitspraak

202302924/1/A3.
Datum uitspraak: 17 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 maart 2023 in zaak nr. 22/1617 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 28 januari 2022 heeft de minister de verzoeken van [appellant] om als vertaler en tolk te worden ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: Rbtv) afgewezen.
Tegen deze besluiten heeft [appellant] bezwaar gemaakt. De minister heeft op verzoek van [appellant] het bezwaarschrift tegen deze besluiten doorgestuurd naar de rechtbank als rechtstreeks beroep.
Bij uitspraak van 22 maart 2023 heeft de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 26 mei 2025, waar minister, vertegenwoordigd door mr. D. E. S. Tomeij en D. Kocyilmaz, is verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek heeft de Afdeling het onderzoek heropend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een nadere zitting behandeld op 10 juli 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. L. Nix, advocaat in Amsterdam, is verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.       De voor deze zaak van belang zijnde bepalingen zijn opgenomen in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.       [appellant] stond lange tijd in het Rbtv als vertaler en tolk Nederlands - Arabisch (standaard) en Arabisch (standaard) - Nederlands ingeschreven. Deze inschrijvingen zijn verlopen en daarom doorgehaald. Op 17 augustus 2021 heeft [appellant] nieuwe verzoeken tot inschrijving gedaan als vertaler en tolk voor dezelfde talen. De minister heeft de verzoeken afgewezen, omdat [appellant] volgens hem daarbij niet heeft aangetoond te voldoen aan de volgende wettelijke voorwaarden voor inschrijving: taalvaardigheid van de brontaal op ten minste C1-niveau van het Europees Referentiekader voor de Talen (hierna: ERK), taalvaardigheid van de doeltaal op ten minste C1-niveau van het ERK, ten minste 420 uur scholing om vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen en ten minste vijf jaar werkervaring als beroepsvertaler in de betreffende vertaalrichting direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving in het Rbtv, waarvan ten minste één jaar na afronding van de scholing. Voor de inschrijving als tolk is daarnaast ook niet voldaan aan de voorwaarde over tolkvaardigheid en -attitude.
[appellant] heeft aangevoerd dat hij al 15 jaar lang cursussen geeft, dat hij heeft meegeschreven aan de regelgeving en vele juridisch gerelateerde vertaal- en tolkopdrachten heeft gedaan van en naar het Engels, Nederlands en Arabisch. Ter onderbouwing hiervan heeft hij verschillende documenten bij het inschrijfverzoek overlegd, waaronder een verklaring van de Universiteit van Amsterdam over een examen dat hij heeft afgelegd voor de beëdiging als tolk/vertaler in 1984. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat dit onvoldoende is geweest om objectief aan te tonen dat hij op het beoordelingsmoment de bron- en doeltaal beheerst op C1-niveau. De minister acht ook onvoldoende onderbouwd of [appellant] aan de overige voorwaarden voldoet. [appellant] is het hier niet mee eens.
Uitspraak van de rechtbank
3.       De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat met de verklaring over het examen voor de beëdiging als tolk/vertaler en de overige stukken niet objectief kan worden vastgesteld dat [appellant] aan de vereisten voor inschrijving voldoet, omdat met deze verklaring niet kan worden vastgesteld dat het afgelegde examen voldeed aan de eisen die de minister daaraan stelt voor vertaaltoetsen en taalvaardigheidstoetsen. Wat betreft het tolken heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat het afgelegde examen niet gelijkgesteld kan worden met een tolkexamen, nu niet gebleken is dat de specifieke tolkvaardigheden en tolktechnieken getoetst zijn en voldoen aan de kaders die de minister daaraan stelt. Verder heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij aan de overige voorwaarden van vertaalvaardigheid, ervaring als beroepsvertaler en tolkvaardigheid en -attitude voldoet. De minister heeft de verzoeken tot inschrijving voor deze talencombinatie daarom kunnen afwijzen, aldus de rechtbank.
Procesbelang
4.       Op 4 februari 2025 heeft [appellant] een verzoek ingediend tot inschrijving in het Rbtv als vertaler Nederlands - Arabisch (standaard) en Arabisch (standaard) - Nederlands. Bij besluit van 4 maart 2025 heeft de minister [appellant] ingeschreven. Hierbij heeft de minister betrokken dat [appellant] op 25 februari 2025 een certificaat heeft behaald voor Gerechtsvertalen en -tolken aan de Universiteit van Leuven. Volgens de minister is daarom de afwijzing van zijn verzoek tot inschrijving als vertaler niet langer in geschil.
Op de zitting van 10 juli 2025 heeft [appellant] aangegeven dat hij desondanks belang heeft bij de beoordeling van het besluit van 28 januari 2022 om zijn inschrijving als vertaler af te wijzen. Hij heeft namelijk inkomsten misgelopen, omdat hij drie jaar lang niet als vertaler ingeschreven stond in het Rbtv.
4.1.    De Afdeling is van oordeel dat, hoewel [appellant] inmiddels staat ingeschreven in het Rbtv als vertaler, hij nog een rechtens te beschermen belang heeft bij een beoordeling over de rechtmatigheid van het besluit van 28 januari 2022 om zijn verzoek tot inschrijving als vertaler af te wijzen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van het besluit schade heeft geleden. Daarom zal ook dit besluit worden betrokken bij de beoordeling. De Afdeling zal daarom hieronder de gronden over beide besluiten van 28 januari 2022 behandelen.
Hoger beroep
5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de verzoeken tot inschrijving afgewezen konden worden. Hij voert aan dat niet valt in te zien waarom uit de documenten die hij heeft overgelegd niet al volgt dat hij aan de voorwaarden van taalbeheersing voldoet. Ook betoogt hij dat het onredelijk is dat de rechtbank bij haar toetsing vasthoudt aan het vereiste dat alleen een deskundigenoordeel voldoende kan zijn voor de vaststelling van taalvaardigheid op C1-niveau. De minister had zelf in de door hem overgelegde verklaring van de Universiteit van Amsterdam van 22 mei 1984 aanleiding moeten zien om een deskundige te laten onderzoeken of [appellant] de talen op C1-niveau beheerst. Het behalen van dit examen geeft namelijk voldoende aanleiding om te veronderstellen dat [appellant] aan de bovengenoemde wettelijke vereisten voldoet. Ook had de minister zelf als hij dat nodig vond door een deskundige moeten laten onderzoeken of uit de overgelegde documenten blijkt dat [appellant] voldoet aan de vereiste uren voor scholing.
Beoordeling van het hoger beroep
6.       Op grond van artikel 3 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv) dient voor inschrijving in het Rbtv een vertaler of een tolk te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. De minister heeft deze eisen verder uitgewerkt in het Besluit inschrijving Rbtv en de Beoordelingskaders voor vertalers en tolken op C1-niveau. Als een vertaler of tolk niet beschikt over een diploma voor een vertaal- of tolkopleiding op minimaal bachelor niveau, kan een aanvrager nog anderszins aantonen te beschikken over de wettelijke competenties. In geschil is de vraag of met de bij de verzoeken tot inschrijving overgelegde documenten objectief kan worden aangetoond dat [appellant] aan deze wettelijke vereisten voor inschrijving voldeed.
6.1.    De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat taalvaardigheid door objectieve stukken moet worden aangetoond. Taalvaardigheid moet zijn getoetst op het vereiste niveau en die toetsing moet door aangewezen deskundigen worden verzorgd. De verklaring van de Universiteit van Amsterdam van 22 mei 1984 kan niet tot de conclusie leiden dat [appellant] al voldoet aan de voorwaarden voor de taalvaardigheid. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat hij met deze verklaring niet kan vaststellen dat het examen van de Universiteit van Amsterdam waarop die verklaring betrekking heeft voldeed aan de eisen die hij daaraan stelt voor taaltoetsen. Ook heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat dit examen niet gelijkgesteld kan worden met een tolkexamen, omdat niet is gebleken dat daarbij de specifieke tolkvaardigheden en tolktechnieken getoetst zijn. Verder heeft [appellant] niet met objectieve stukken aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarde van 420 uren scholing in vertaalvaardigheid en -attitude en tolkvaardigheid en -attitude. De Afdeling begrijpt dat [appellant] met zijn docentschap veel werkervaring heeft op het gebied van tolken en vertalen, maar de minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat dit niet voldoende is om aannemelijk te maken dat hij de vereiste scholing zelf ook daadwerkelijk heeft gevolgd. Het geven van onderwijs in hetzelfde vakgebied betekent op zichzelf nog niet dat de te examineren kennis op datzelfde niveau wordt beheerst.
Het betoog slaagt niet.
6.2.    De Afdeling is, met de rechtbank, van oordeel dat de verzoeken tot inschrijving afgewezen konden worden. De Afdeling onderschrijft de rechtsoverwegingen 5, 6 en 8 van de aangevallen uitspraak.
De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de minister zelf een deskundige had moeten inschakelen om te onderzoeken of [appellant] aan de wettelijke vereisten voldeed. Het is aan de aanvrager om dit met objectieve stukken aan te tonen.
Slotsom
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8.       De minister hoeft geen proceskosten te betalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2025
314-1166
BIJLAGE
Relevante wet- en regelgeving
Wet beëdigde tolken en vertalers
Artikel 2
1        Er is een register voor beëdigde tolken en vertalers. Het register bevat ten aanzien van iedere ingeschreven tolk of vertaler in elk geval de volgende gegevens:
o        a. de personalia;
o        b. de aanduiding of betrokkene tolk of vertaler is;
o        c. de bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen waarin de tolk of vertaler zijn werkzaamheden verricht; en
o        d. de overige specifieke bekwaamheden waarvan de tolk of vertaler vermelding in het register wenselijk acht.
2        Onze Minister is verwerkingsverantwoordelijk voor het register. Onze Minister kan een verwerker aanwijzen.
[…]
Artikel 3
Om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen dient de tolk dan wel de vertaler te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
-         attitude van een tolk voor de tolk;
-         attitude van een vertaler voor de vertaler;
-         integriteit;
-         taalvaardigheid in de brontaal;
-         taalvaardigheid in de doeltaal;
-         kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
-         kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
-         tolkvaardigheid voor de tolk;
-         vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Artikel 5
De aanvraag tot inschrijving wordt afgewezen indien:
a.       de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen;
[…]
Besluit beëdigde tolken en vertalers
Artikel 8
Een tolk of vertaler wordt in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
o        1°.een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
o        2°.een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
o        3°.een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b.       hij anderszins kan aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties, waaronder taalvaardigheid in bron- en doeltaal op niveau C1 van het Europees Referentiekader voor Talen.
[…]
Besluit inschrijving Rbtv
Artikel 3
Indien een tolk niet beschikt over een diploma van een tolkopleiding op minimaal bachelorniveau, kan hij worden ingeschreven in het Rbtv op C1-niveau, als de tolk aantoont te beschikken over:
1.       a. integriteit;
b. een getuigschrift waaruit blijkt dat de tolk in de betreffende talencombinatie een tolktoets op C1-niveau van het ERK met goed gevolg heeft afgelegd die voldoet aan het Kader voor tolktoetsen; of
2.       a .integriteit;
b .taalvaardigheid van de brontaal op ten minste C1-niveau van het ERK;
c .taalvaardigheid van de doeltaal op ten minste C1-niveau van het ERK;
d .kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal;
e .tolkvaardigheid en -attitude.
Artikel 5
Indien een vertaler niet beschikt over een diploma van een vertaalopleiding op minimaal bachelor niveau in de betreffende vertaalrichting, kan hij worden ingeschreven in het Rbtv op C1-niveau, als de vertaler aantoont te beschikken over:
1.       a. integriteit;
b. een getuigschrift waaruit blijkt dat de vertaler in de betreffende vertaalrichting een vertaalvaardigheidstoets op C1-niveau van het ERK met goed gevolg heeft afgelegd die voldoet aan het Kader voor integrale taalgebonden vertaalvaardigheidstoetsen; of:
2.       a. integriteit;
b. taalvaardigheid van de brontaal op ten minste C1-niveau van het ERK;
c. taalvaardigheid van de doeltaal op ten minste C1-niveau van het ERK;
d. kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal;
e. ten minste 420 uur scholing om vertaalvaardigheid en -attitude op ten minste de onderdelen tekst en tekstbegrip, tekst en cultuur, technische aspecten van het vertalen en vertaalhouding te ontwikkelen;
f. ten minste vijf jaar werkervaring als beroepsvertaler in de betreffende vertaalrichting direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving in het Rbtv, waarvan ten minste één jaar na afronding van de scholing als bedoeld in artikel 5, tweede lid onder e.