ECLI:NL:RVS:2025:6260

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2025
Publicatiedatum
20 december 2025
Zaaknummer
202407191/4/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Park OverdeSchie te Rotterdam

Op 22 december 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Park OverdeSchie" in Rotterdam. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Rotterdam op 17 oktober 2024, maakt de ontwikkeling van maximaal 48 woningen mogelijk, waaronder zestien appartementen en 32 woningen. De appellant, die tegenover het plangebied woont, vreest voor aantasting van haar woon- en leefklimaat door de realisatie van deze woningen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de appellant om een voorlopige voorziening te treffen, afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de appellant een spoedeisend belang heeft bij de schorsing van het bestemmingsplan, maar dat de raad het plan zelfstandig heeft beoordeeld en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de bouwhoogte van het appartementencomplex niet passend is in de omgeving. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de raad voldoende aandacht heeft besteed aan de verkeerssituatie en de parkeerdruk in de omgeving.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet toewijsbaar is, en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, en de voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.

Uitspraak

202407191/4/R3.
Datum uitspraak: 22 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend in Rotterdam,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Park OverdeSchie" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 16 december 2025, waar [appellant], van wie [appellant A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. Kooij, R. Lamers, mr. A.M.H. Dellaert en mr. Y.H. Akkulak, zijn verschenen. Voorts zijn op de zitting Grannu Projectontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. A. Daan, advocaat te Deventer, en Nu Projectontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partijen gehoord.
Overwegingen
Voorlopig karakter
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 22 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3.       Bij besluit van 17 oktober 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Park OverdeSchie" vastgesteld. Het plangebied betreft het terrein van het huidige tennispark OverdeSchie. Met het plan wordt beoogd een ontwikkeling naar woningen mogelijk te maken. Het plan staat maximaal 48 woningen toe. Het voornemen is om zestien appartementen en 32 woningen te realiseren.
[appellant] woont op de [locatie] in Rotterdam. Haar woning ligt tegenover het plangebied op een afstand van ongeveer 41 m. De afstand tussen haar woning en het beoogde appartementencomplex is ongeveer 90 m. [appellant] vreest voor aantasting van haar woon- en leefklimaat als gevolg van de realisatie van de woningen.
Spoedeisend belang
4.       De voorzieningenrechter stelt vast dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op grond van het bestemmingsplan "Park OverdeSchie" op 1 augustus 2025 omgevingsvergunningen heeft verleend voor het bouwen van zestien appartementen en 32 woningen. Gelet op de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie, die onder meer is neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP0510, heeft [appellant] naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang bij de schorsing van het bestemmingsplan. Als het bestemmingsplan immers in werking blijft en het college dan een besluit neemt op het bezwaar van [appellant] tegen de verlening van de omgevingsvergunningen, dan blijft het bestemmingsplan daarbij het toetsingskader vormen en kan een latere vernietiging van het bestemmingsplan door de Afdeling daaraan niet afdoen. De schorsing van het bestemmingsplan zou dat voorkomen. Daarom is er spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
5.       De voorzieningenrechter zal hierna overgaan tot een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling. Dit betekent dat de voorzieningenrechter een voorlopige beoordeling zal verrichten van de beroepsgronden die in de hoofdzaak zijn aangevoerd en aan de hand daarvan zal beoordelen of het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt.
Belofte projectontwikkelaar
6.       [appellant] betoogt dat het erop lijkt dat de raad het plan alleen heeft vastgesteld, omdat dit aan de projectontwikkelaar is beloofd. In het verleden is er namelijk een anterieure overeenkomst gesloten tussen de projectontwikkelaar en het college.
6.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat de bevoegdheid om een bestemmingsplan vast te stellen exclusief bij de raad ligt. Bij de uitoefening van die bevoegdheid is de raad niet gebonden aan inzichten van het college. De raad moet zelfstandig beoordelen of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en moet daarbij de betrokken belangen afwegen. In wat [appellant] heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet zelfstandig heeft beoordeeld en aan de anterieure overeenkomst een groter gewicht heeft toegekend dan dat die overeenkomst een belang betreft dat - naast andere aan de orde komende belangen - in de aan het besluit tot vaststelling van het plan ten grondslag liggende belangenafweging moet worden betrokken. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat het plan in de bodemprocedure op dit punt in stand zal blijven.
Alternatieve invulling
7.       [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan een alternatief plan, waarbij het plangebied blijft ingericht ten behoeve van sport.
7.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
7.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat de raad heeft toegelicht dat er onderzoek is gedaan naar een plan om het plangebied deels voor sport en deels voor woningbouw in te richten. Dat plan bleek echter financieel niet haalbaar en was ook vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar. Daarnaast heeft de raad toegelicht dat er in Rotterdam diverse sportverenigingen - waaronder ook de tennisvereniging die het in het plangebied aanwezige tennispark exploiteert - zijn met een laag ledenaantal, hetgeen tot een vorm van concentratie van dergelijke verenigingen noopt. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bedoelde alternatieve invulling van het plangebied onvoldoende heeft afgewogen bij de vaststelling van het plan of onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet voor die invulling is gekozen. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat het plan in de bodemprocedure op dit punt in stand zal blijven.
Hoogbouw niet passend in de omgeving
8.       [appellant] betoogt dat de op grond van het plan toegestane hoogbouw niet passend is in de omgeving. Op de zitting heeft [appellant] toegelicht dat het gaat om het appartementencomplex dat in het plangebied wordt gerealiseerd op de hoek van de Delfshavenseweg en de 2e Hogebanweg.
8.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat een appartementencomplex met een maximale bouwhoogte van 19 m passend is in de omgeving. De raad heeft toegelicht dat er in de omgeving van het appartementencomplex langs de rivier de Delfshavense Schie hoogbouw aanwezig is, zoals de hoge wederopbouwflats naast de A20 en de woontorens aan de Blijvenburgstraat. Het appartementencomplex sluit hierop. Daarnaast heeft de raad toegelicht dat aan de overzijde van de 2e Hogebanweg, naast de Spaanse Brug, een woontoren is gerealiseerd van veertien woonlagen. Die is aanmerkelijk hoger dan de maximaal toegestane bouwhoogte voor het in het plangebied voorziene appartementencomplex. Verder heeft de raad toegelicht dat het appartementencomplex zal worden aangewend voor betaalbare woningen, waaraan in Rotterdam ook een tekort bestaat.
8.2.    De voorzieningenrechter ziet, gelet op de toelichting van de raad, geen reden om aan te nemen dat de bouwhoogte van het voorziene appartementencomplex van 19 m niet passend is in de omgeving. Hij betrekt daarbij dat het appartementencomplex aansluit op andere hoogbouw gelegen langs de rivier de Delfshavense Schie, waaronder de woontoren die is gelegen aan de overzijde van de 2e Hogebanweg, naast de Spaanse Brug, met een bouwhoogte van veertien woonlagen. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat het plan in de bodemprocedure op dit punt in stand zal blijven.
Zoninval en rendement zonnepanelen
9.       [appellant] betoogt dat de raad heeft miskend dat het voorziene appartementencomplex negatieve gevolgen zal hebben voor de zoninval op haar woning en daarmee ook op het rendement van haar zonnepanelen.
9.1.    De voorzieningenrechter overweegt over de zoninval op de woning van [appellant] dat de raad een aanvullende notitie Park OverdeSchie - Torenlaan Rotterdam (hierna: de aanvullende notitie) heeft overgelegd, waarin is toegelicht dat voor de effecten van bezonning op de naastgelegen bebouwing het Afwegingskader bezonning van de gemeente Rotterdam (hierna: het afwegingskader) van toepassing is. Het uitgangspunt in dit afwegingskader is minimaal twee uur zon per dag op de gevel van de omringende woningen. Met dit uitgangspunt wordt aangesloten bij de zogenoemde lichte TNO-norm. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de aanvullende notitie volgt dat in de nieuwe situatie op de maatgevende datum 21 september sprake is van vijf uur bezonning op de gevels van alle woningen. Hiermee wordt ruim voldaan aan het afwegingskader. De voorzieningenrechter ziet dan ook op voorhand geen reden om aan te nemen dat de gevolgen van het plan op het gebied van bezonning zo groot zijn dat sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant].
Over het verlies van rendement van de zonnepanelen overweegt de voorzieningenrechter onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3982, onder 7.1, dat de huidige regelgeving de raad er niet toe verplicht in een stedelijke omgeving met bestaande bebouwing, die omgeving zo in te richten dat eigenaren van bestaande gebouwen, nu en in de toekomst, optimaal gebruik kunnen maken van zonnepanelen. Gelet hierop verwacht de voorzieningenrechter dat het plan in de bodemprocedure op dit punt in stand zal blijven.
Parkeren
10.     [appellant] betoogt dat de parkeerdruk in de omgeving door het plan ontoelaatbaar zal toenemen. De raad heeft namelijk miskend dat een deel van de openbare parkeerplaatsen, die zijn gelegen tussen het plangebied en de Spaanse Brug, als gevolg van het plan zal verdwijnen. Deze openbare parkeerplaatsen worden in het bijzonder gebruikt door de bewoners van de hoogbouw gelegen in de wijk Delfshavense Schie aan de andere kant van de Spaanse Brug. Het verdwijnen van deze openbare parkeerplaatsen zal er toe leiden dat deze bewoners hun auto’s parkeren in de wijk en in de straat van [appellant]. De parkeerdruk in de wijk van [appellant] is in de huidige situatie al hoog.
10.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk in de omgeving van [appellant]. De raad heeft toegelicht dat er voor het plan een calamiteitenroute en een ontsluitingsweg moeten worden gerealiseerd. Als gevolg daarvan zullen elf van de 22 openbare parkeerplaatsen die zijn gelegen buiten het plangebied verdwijnen. De raad heeft toegelicht dat er een onderzoek is gedaan naar de parkeerdruk in de wijk Delfshavense Schie. In deze wijk ligt de parkeerdruk op 78%. De bewoners van de hoogbouw, waar [appellant] op wijst, hebben dus voldoende parkeerruimte in hun eigen wijk. De raad acht het daarom niet aannemelijk dat deze bewoners op een grotere afstand van hun woningen in de wijk of straat van [appellant] zullen parkeren.
10.2.  De voorzieningenrechter ziet, gelet op de toelichting van de raad, geen reden om aan te nemen dat de parkeerdruk in de omgeving van [appellant] als gevolg van het plan onaanvaardbaar zal toenemen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat een deel van de parkeerplaatsen, die zijn gelegen buiten het plangebied en die volgens [appellant] worden gebruikt door de bewoners van de wijk Delfshavense Schie, als gevolg van het plan weliswaar komt te vervallen. De raad heeft echter toegelicht dat de parkeerdruk in de wijk Delfshavense Schie 78% is, zodat er nog voldoende parkeerruimte in deze wijk resteert. De voorzieningenrechter kan de toelichting van de raad, dat het niet aannemelijk is dat de bewoners van deze wijk op een grotere afstand van hun woningen in de omgeving van [appellant] zullen parkeren, dan ook volgen. De voorzieningenrechter verwacht dat het plan in de bodemprocedure op dit punt in stand zal blijven.
Verkeer
11.     [appellant] betoogt dat het plan onevenredige gevolgen heeft voor de verkeerssituatie in de omgeving. Ter onderbouwing hiervan betoogt [appellant] dat de 2e Hogebanweg niet geschikt is voor de afwikkeling van het extra verkeer dat het plan genereert. In de huidige situatie is al sprake van een gevaarlijk kruispunt ter hoogte van de 2e Hogebanweg/Torenlaan. Door de toename van verkeer als gevolg van het plan zal de verkeersonveiligheid nog verder toenemen.
11.1.  De voorzieningenrechter overweegt dat de raad voor het bestemmingsplan de Notitie Torenlaan - Verkeer van Kuiper Compagnons van 11 maart 2022 (hierna: de notitie) heeft laten opstellen. Uit de notitie volgt dat de voorziene ontwikkeling in de minst gunstige situatie 83 extra motorvoertuigen per weekdag genereert. De voorzieningenrechter overweegt dat in de notitie staat dat deze toename aan verkeersbewegingen ten opzichte van het huidige verkeer op de Torenlaan en de 2e Hogebanweg beperkt is. Er worden daarom, en vanwege de inrichting van deze wegen, geen knelpunten verwacht als gevolg van de verkeerstoename.                 Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat de raad op de zitting heeft toegelicht dat de gemeente gebruik maakt van een "piepsysteem", waar het betreft klachten op het gebied van onder meer parkeren, verkeersveiligheid, en verkeersdoorstroming. Als ter zake sprake blijkt te zijn van een knelpunt, doet de gemeente onderzoek daarnaar en wordt ook getracht daarvoor een oplossing te vinden. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen reden om aan te nemen dat het plan leidt tot ontoelaatbare gevolgen voor de verkeerssituatie in de omgeving van [appellant]. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat het plan in de bodemprocedure op dit punt in stand zal blijven.
Conclusie
12.     Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
13.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2025
1116