ECLI:NL:RVS:2025:6310
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven
Op 22 december 2025 vond een openbare zitting plaats in de zaak van [appellante] tegen de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG). Het hoger beroep was gericht tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 maart 2025, waarin de aanvraag van [appellante] voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat er onvoldoende objectieve aanwijzingen waren om de claims van [appellante] te onderbouwen. De CSG had de aanvraag afgewezen omdat de politie geen verder onderzoek had gedaan naar de aangifte van mishandeling, bedreiging en stalking door de ex-partner van de dochter van [appellante]. De rechtbank had in haar uitspraak uitgebreid gemotiveerd waarom de CSG terecht had afgewezen.
Tijdens de zitting op 22 december 2025 bevestigde de Afdeling de uitspraak van de rechtbank. De gronden die [appellante] in hoger beroep aanvoerde, waren grotendeels een herhaling van de argumenten die zij eerder had ingebracht. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd behandeld en [appellante] had geen nieuwe redenen aangedragen die de eerdere beoordeling in twijfel trokken. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en dat de CSG geen proceskosten hoefde te vergoeden.