ECLI:NL:RVS:2025:6365

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
24 december 2025
Zaaknummer
202403291/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan herziening Oude Hengeloseweg 36 in Borne

Op 24 december 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Oude Hengeloseweg 36". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Borne op 23 april 2024, maakt de vergroting van een supermarkt aan de Oude Hengeloseweg 36 mogelijk, inclusief de bijbehorende parkeerfaciliteiten. Voor deze ontwikkeling is het noodzakelijk om enkele woningen te slopen. De appellant, die in de nabijheid van het plangebied woont, heeft zijn bezorgdheid geuit over de impact van het plan op zijn woon- en leefomgeving en heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de raad.

Tijdens de zitting op 4 december 2025 heeft de Afdeling de zaak behandeld. De raad was vertegenwoordigd door A. Mahler en S. van Capelle, terwijl de appellant werd bijgestaan door mr. R.S. Wertheim, advocaat in Zwolle. De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellant beoordeeld, waaronder de claim dat de onderzoeken die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen niet objectief zijn uitgevoerd. De Afdeling concludeert dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn beweringen en dat de beroepsgrond niet slaagt.

De Afdeling heeft ook de bezorgdheid van de appellant over de verlichting op het parkeerterrein en de mogelijke hinder daarvan voor zijn woning besproken. De Afdeling oordeelt dat de raad terecht heeft opgemerkt dat de mogelijke hinder van de verlichting in de afweging is meegenomen. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestemmingsplan in stand blijft. De raad is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202403291/1/R3.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Borne,
appellant,
en
de raad van de gemeente Borne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Oude Hengeloseweg 36" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 4 december 2025, waar de raad, vertegenwoordigd door A. Mahler en S. van Capelle, is verschenen. Voorts is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. R.S. Wertheim, advocaat in Zwolle, en [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 23 november 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan maakt de vergroting mogelijk van de supermarkt aan de Oude Hengeloseweg 36 in Borne en het parkeerterrein dat daarbij hoort. Voor die ontwikkeling moeten enkele woningen worden gesloopt.
[appellant] woont aan de [locatie], iets ten zuiden van het plangebied. Hij maakt zich zorgen over de impact van het plan op zijn woon- en leefomgeving.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Bespreking van het beroep
4.       [appellant] betoogt dat de onderzoeken die ten grondslag zijn gelegd aan het bestemmingsplan niet objectief en onafhankelijk zijn uitgevoerd.
4.1.    Aan het bestemmingsplan zijn meerdere onderzoeken ten grondslag gelegd, onder meer over de bodemgesteldheid, water en het wegverkeerslawaai. [appellant] heeft niet gespecificeerd welke onderzoeken niet objectief en onafhankelijk zijn uitgevoerd en ook niet waaruit hij dat afleidt. Hij is niet op de zitting verschenen om daarover duidelijkheid te verschaffen. De Afdeling komt alleen al daarom tot de conclusie dat de beroepsgrond niet slaagt.
5.       [appellant] betwijfelt of de verlichtingssterkte op het parkeerterrein voldoende is om overlast en criminaliteit te voorkomen.
5.1.    De Afdeling stelt voorop dat eventuele overlast en criminaliteit op het parkeerterrein een kwestie is van handhaving van de openbare orde die in deze procedure niet aan de orde kan komen. Overigens heeft [partij] toegelicht dat het huidige parkeerterrein bij de supermarkt niet tot overlast of criminaliteit heeft geleid en dat niet valt te verwachten dat dat anders is voor het vergrote terrein. Zij heeft erop gewezen dat het voor de aantrekkelijkheid van de supermarkt van belang is dat het parkeerterrein goed verlicht wordt.
Het betoog slaagt niet.
6.       Dat de verlichting op het parkeerterrein tot onaanvaardbare lichthinder zal leiden bij zijn woning, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt. Overigens heeft de raad er in dat verband terecht op gewezen dat bij de vergroting van het parkeerterrein [partij] rekening zal moeten houden met de mogelijke hinder van de verlichting op de woning van [appellant].
Het betoog slaagt niet.
7.       [appellant] maakt er ten slotte bezwaar tegen dat de aanwezige woningen al worden gesloopt, terwijl het bestemmingsplan nog niet in rechte vaststaat. Wat daar verder van zij, dit maakt niet dat het bestemmingsplan onrechtmatig is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       Het beroep is ongegrond.
9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Witsen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025