202404454/1/R2.
Datum uitspraak: 24 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Middenweg Agro B.V., gevestigd in Andel, gemeente Altena,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank ZeelandWestBrabant van 5 juni 2024 in zaak nr. 23/662 in het geding tussen:
Middenweg Agro
en
het college van burgemeester en wethouders van Altena.
Procesverloop
Bij besluit van 6 mei 2022 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan De Kromme Nol B.V. (hierna: De Kromme Nol) voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten op het perceel aan de Kromme Nol 5 in Wijk en Aalburg.
Bij besluit van 9 december 2022 heeft het college het door Middenweg Agro daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 6 mei 2022 in stand gelaten onder aanvulling van de motivering.
Bij uitspraak van 5 juni 2024 heeft de rechtbank het door Middenweg Agro daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 december 2022 vernietigd, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Tegen deze uitspraak heeft Middenweg Agro hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 28 oktober 2024, waar Middenweg Agro, vertegenwoordigd door mr. F.K. van den Akker, advocaat in Eindhoven, en [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door mr. E.P. Euverman, advocaat in Breda, S. Kammer-Nieuwhuizen en R. Dekker zijn verschenen. Voorts is op de zitting De Kromme Nol, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 29 juli 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het college heeft bij besluit van 6 mei 2022 een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten op het perceel aan de Kromme Nol 5 in Wijk en Aalburg. De oorspronkelijke aanvraag had betrekking op 52 (tweepersoons) appartementen voor arbeidsmigranten. Het bouwplan is nadien aangepast. Het definitieve bouwplan voorziet in het realiseren van 66 (tweepersoons) appartementen. In voorwaarde 1 bij de omgevingsvergunning is bepaald dat de tijdelijke vergunning een geldigheidsduur van 10 jaar heeft en in voorwaarde 2 dat in de te realiseren huisvestingsvoorziening maximaal 132 arbeidsmigranten mogen worden gehuisvest, met maximaal 2 per appartement. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef, onder a, onder 2˚, van de Wabo in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 11, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Middenweg Agro kan zich niet verenigen met de verlening van de omgevingsvergunning aan De Kromme Nol voor het realiseren van tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college het bezwaar van Middenweg Agro tegen de verleende omgevingsvergunning ten onrechte ontvankelijk heeft geacht, omdat Middenweg Agro geen belanghebbende is bij dat besluit. Middenweg Agro wordt namelijk niet direct geraakt door dat besluit. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de op 21 juli 2023 in werking getreden schaarsteregeling geen rechtstreeks belang oplevert voor Middenweg Agro, omdat de aan De Kromme Nol verleende omgevingsvergunning niet wordt geraakt door deze beleidsregel. Dat het college op grond van de beleidsregel bevoegd is om een plafond in te stellen aan het aantal huisvestingsplaatsen voor arbeidsmigranten levert geen rechtstreeks belang op en er is geen sprake van een actueel belang, omdat het plafond er nog niet is en het is onzeker of dat in de toekomst wordt ingesteld. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat Middenweg Agro geen concurrent is van De Kromme Nol, omdat Middenweg Agro en De Kromme Nol niet werken in hetzelfde marktsegment.
Ontvankelijkheid
4. Middenweg Agro betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college het bezwaar van Middenweg Agro tegen de verleende omgevingsvergunning ten onrechte ontvankelijk heeft geacht. Daarover voert zij aan dat Middenweg Agro een rechtstreeks belang ontleend aan de schaarsteregeling van de Beleidsregel huisvesting van arbeidsmigranten gemeente Altena 2023 (hierna: de beleidsregel). Middenweg Agro is een glastuinbouwbedrijf aan het ontwikkelen aan de Middenweg 14 in Andel. De daarbij benodigde huisvesting van arbeidsmigranten valt onder een grootschalige huisvestingslocatie als bedoeld in artikel 1, onder m, van de beleidsregel. In artikel 19 van de beleidsregel is voor grootschalige huisvestingslocaties een schaarsteregeling opgenomen. Volgens Middenweg Agro wordt, ondanks dat de aan De Kromme Nol verleende omgevingsvergunning niet wordt geraakt door de schaarsteregeling, de mogelijkheid om een omgevingsvergunning voor de tweede fase voor huisvestingsplaatsen ten behoeve van haar glastuinbouwbedrijf te verkrijgen, beïnvloed. De 132 aan De Kromme Nol vergunde huisvestingsplaatsen voor arbeidsmigranten zijn medebepalend voor de beslissing van het college of er al dan niet ruimte bestaat om vergunning te verlenen ten behoeve van een grootschalige huisvestingslocatie en het maximale aantal huisvestingsplaatsen.
Verder voert Middenweg Agro aan dat zij tevens een rechtstreeks belang ontleent aan haar positie als concurrent. Volgens Middenweg Agro is de huisvesting van arbeidsmigranten op haar bedrijf geen klein onderdeel van haar bedrijfsvoering, omdat de bedrijfsvoering van haar bedrijf onmogelijk is zonder de huisvesting van arbeidsmigranten. Zij kan haar glastuinbouwbedrijf niet exploiteren zonder de inzet van arbeidsmigranten en voldoende huisvestingsplaatsen voor die arbeidsmigranten. Op het moment van vergunningverlening door het college voorzag de aan Middenweg Agro verleende ontwerp-omgevingsvergunning ook in de mogelijkheid om de 274 huisvestingsplaatsen voor arbeidsmigranten, buiten de piekperiodes van het eigen bedrijf, in te zetten voor de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op andere agrarische bedrijven waarbij minimaal 75 % werkzaam is bij een agrarisch bedrijf in de gemeente Altena. Volgens Middenweg Agro is ook dit een wezenlijk, noodzakelijk en onlosmakelijk onderdeel van haar bedrijfsvoering, omdat zij de huisvesting van 274 arbeidsmigranten niet kan realiseren als een deel van deze plaatsen buiten de piekperiode niet kan worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op andere agrarische bedrijven. Zowel De Kromme Nol als Middenweg Agro bieden huisvestingsplaatsen aan arbeidsmigranten aan die werkzaam zijn op andere (agrarische) bedrijven. Middenweg Agro ontplooit dan ook bedrijfsactiviteiten in hetzelfde marktsegment als waarin de bedrijfsactiviteiten van De Kromme Nol plaatsvinden, aldus Middenweg Agro.
4.1. In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Een vrees voor toekomstige, onzekere ontwikkelingen is onvoldoende om belanghebbende te kunnen zijn.
4.2. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de op 21 juli 2023 in werking getreden schaarsteregeling geen rechtstreeks belang oplevert voor Middenweg Agro. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de opgenomen overwegingen onder 9. De Afdeling ziet in wat Middenweg Agro heeft aangevoerd, geen aanleiding daar anders over te oordelen. Zij voegt daaraan nog toe dat het belang van Middenweg Agro is gelegen in het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van huisvesting van arbeidsmigranten ten behoeve van haar eigen glastuinbouwbedrijf. Middenweg Agro vreest dat de mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verkrijgen voor de tweede fase voor huisvestingsplaatsen ten behoeve van haar glastuinbouwbedrijf wordt beïnvloed door de 132 aan De Kromme Nol vergunde huisvestingsplaatsen voor arbeidsmigranten. Deze vrees is echter het gevolg van de beleidsregel. Ten tijde van de verlening van de omgevingsvergunning aan De Kromme Nol was de beleidsregel niet van toepassing, waardoor die omgevingsvergunning niet wordt geraakt door de beleidsregel. Daardoor staat het belang van Middenweg Agro in een zodanig ver verwijderd verband van de verlening van de omgevingsvergunning aan De Kromme Nol dat hier geen rechtsreeks belang is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
4.3. Een onderneming heeft een concurrentiebelang als zij bedrijfsactiviteiten ontplooit in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment als waarin de bedrijfsactiviteiten van haar concurrent plaatsvinden. Degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks betrokken is bij een besluit, is belanghebbende.
4.4. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het concurrentiebelang van Middenweg Agro niet rechtstreeks is betrokken bij de aan De Kromme Nol verleende omgevingsvergunning. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de opgenomen overwegingen onder 10. De Afdeling ziet in wat Middenweg Agro heeft aangevoerd, geen aanleiding daar anders over te oordelen.
4.5. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college het bezwaar van Middenweg Agro tegen de verleende omgevingsvergunning ten onrechte ontvankelijk heeft geacht.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. G.O. van Veldhuizen en mr. M.M. Kaajan, leden, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Ten Veen
voorzitter
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2025
680-1150