202407179/1/A2.
Datum uitspraak: 19 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij e-mail van 20 maart 2024 heeft de examinator van het vak Competence Development 2.1 [appellant] uitgenodigd voor een gesprek om een extra herkansingsmogelijkheid te bespreken.
Bij beslissing van 17 oktober 2024 heeft het college het daartegen door [appellant] ingestelde administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2025, waar via een videoverbinding [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. K. Hardenberg, vergezeld door dr. G. Koster en drs. F. Schuring, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] volgde in het studiejaar 2023-2024 de bacheloropleiding Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: de opleiding). Een onderdeel van de opleiding is het vak Competence Development 2.1. [appellant] heeft dit vak in de eerste kans niet behaald. De examinator heeft hem daarom per e-mail van 15 februari 2024 een herkansingsopdracht toegestuurd. Deze opdracht moest hij na drie weken, op uiterlijk 7 maart 2024, inleveren. [appellant] heeft vervolgens op 8 maart 2024 een versie van zijn herkansingsopdracht naar de examinator gestuurd. Op 9 maart 2024 heeft hij de examinator per e-mail gevraagd wanneer de korte bijeenkomst ter voorbereiding van de herkansing georganiseerd wordt en of de termijn van drie weken voor het inleveren van de herkansing pas na die bijeenkomst in gaat. Als de conceptversie van de opdracht al voldoende is, stelt hij geen interesse meer te hebben in het bijwonen van de bijeenkomst.
Besluitvorming
1.1. De examinator heeft in reactie daarop [appellant] per e-mail van 20 maart 2024 laten weten dat geen bijeenkomst ter voorbereiding van de herkansing georganiseerd wordt. De herkansing bestond namelijk uit de opdracht die [appellant] op 15 februari 2024 heeft ontvangen. De examinator stelt dat [appellant] zijn opdracht een dag te laat heeft ingeleverd en slechts een conceptversie heeft toegestuurd. Verder laat de examinator weten dat hij en de andere examinator alsnog de conceptversie hebben bekeken, maar dat hierin de herkansingsopdracht niet correct is uitgevoerd. De opdracht is daarom onvoldoende. De examinatoren hebben [appellant] vervolgens uitgenodigd voor een gesprek om hem uit te leggen wat er van hem wordt verwacht en hoe hij de herkansingsopdracht alsnog succesvol kan afronden.
2. Het college heeft aan de beslissing van 17 oktober 2024 ten grondslag gelegd dat de e-mail van 20 maart 2024 geen beslissing is waartegen administratief beroep open staat. De e-mail is namelijk slechts een uitnodiging van de examinator om een afspraak te maken om de herkansingsopdracht te bespreken. De examinator heeft de conceptversie van [appellant] ook niet officieel beoordeeld, waardoor geen sprake is van een administratief beroep tegen de beoordeling van de herkansing. De examinator hoefde de opdracht ook niet te beoordelen, omdat slechts een concept is ingeleverd en de deadline al was verstreken, aldus het college.
Beroep
3. [appellant] betoogt dat de e-mail van 20 maart 2024 wel degelijk een beslissing is in de zin van artikel 7.61, eerste lid en onder e, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Hij heeft namelijk de opdracht ingeleverd en de examinator heeft de opdracht beoordeeld. Immers heeft de examinator laten weten dat de opdracht onvoldoende was.
3.1. Hoewel de examinator in de e-mail van 20 maart 2024 [appellant] heeft laten weten dat de door hem ingeleverde versie van de herkansingsopdracht onvoldoende is, is dit geen beoordeling waartegen administratief beroep open staat. Bij deze waardering is namelijk geen eindcijfer voor het vak vastgesteld. Bovendien heeft [appellant] van de examinator alsnog de mogelijkheid gekregen om de herkansingsopdracht op een later moment te maken en het vak af te ronden. Hiermee is in feite uit coulance het inlevermoment van de opdracht verschoven. Het college heeft het beroep daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. De overige beroepsgronden van [appellant] behoeven geen bespreking meer.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025
284-1090