ECLI:NL:RVS:2025:648

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
202402077/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs na medische onderzoeken bij schizofrenie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de ongeldigverklaring van haar rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR heeft op 1 juni 2023 besloten het rijbewijs van [appellante] ongeldig te verklaren, met ingang van 8 juni 2023, na twee medische onderzoeken die concludeerden dat zij niet meer geschikt is om te rijden. De eerste diagnose, gesteld door een psychiater, wees op schizofrenie zonder adequate behandeling en met ziekte-inzicht. Het tweede onderzoek bevestigde de diagnose van onbehandelde schizofrenie.

In hoger beroep betwist [appellante] de ongeldigverklaring en vraagt om een nieuw onderzoek door een zelfbenoemd medisch specialist, omdat zij meent dat de diagnose onjuist is. Ze stelt dat haar huidige huisarts haar niet in staat heeft gesteld om van huisarts te veranderen, waardoor ze niet eerder kon reageren. Daarnaast verwijst ze naar niet-gecontroleerde feiten over de Poolse mocro maffia die volgens haar relevant zijn voor de zaak.

Het CBR verdedigt de ongeldigverklaring en stelt dat de diagnose van schizofrenie door meerdere deskundigen is bevestigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 30 januari 2025 behandeld en concludeert dat het CBR op zorgvuldige wijze tot zijn besluit is gekomen. [appellante] heeft geen contra-expertise ingediend, en de conclusies van de psychiaters zijn begrijpelijk en goed onderbouwd. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond, waardoor [appellante] haar rijbewijs niet terugkrijgt.

Uitspraak

202402077/1/A2.
Datum uitspraak: 19 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 13 februari 2024 in zaak nr. 23/2368 in het geding tussen:
[appellante]
en
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2023 heeft het CBR het rijbewijs van [appellante] ongeldig verklaard met ingang van 8 juni 2023.
Bij besluit van 28 juli 2023 heeft het CBR het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 februari 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2025, waar het CBR, vertegenwoordigd door P.A. Leerentveld, is verschenen.
Overwegingen
1.       Het CBR heeft het rijbewijs van [appellante] ongeldig verklaard na twee medische onderzoeken die beide als uitslag hadden dat zij niet meer geschikt is om te rijden. Uit het eerste onderzoek door een psychiater is gebleken dat sprake is van schizofrenie zonder adequate behandeling en daarbij ziekte-inzicht, bij het tweede onderzoek door een psychiater is gebleken dat er sprake is van onbehandelde schizofrenie.
2.       In hoger beroep voert [appellante] aan dat zij het niet eens is met de ongeldigverklaring van haar rijbewijs op basis van een diagnose die is vastgesteld door het CBR aangestelde medisch specialisten. [appellante] verzoekt om door tussenkomst van een nieuwe huisarts alsnog een nieuw onderzoek door een zelf benoemd medisch specialist te laten uitvoeren om te bewijzen dat de vastgestelde diagnose onjuist is. Haar huidige huisarts heeft bewerkstelligd dat zij niet kon veranderen van huisarts waardoor zij eerder niet kon reageren. Verder wijst zij er op dat door haar aangedragen feiten in verband met de Poolse mocro maffia niet zijn gecontroleerd bij justitie en meegenomen in het besluit.
3.       Het CBR betoogt dat onwaarschijnlijk is dat criminelen plannen om een voormalig premier te bedreigen op een terras van een restaurant zouden bespreken. Gelet op de diagnose schizofrenie is waarschijnlijker dat dit niet berust op realiteit. Deze diagnose is behalve door de twee in het kader van de besluitvorming geraadpleegde deskundigen eerder al gesteld door een andere psychiater, terwijl de huisarts van [appellante] paranoïde wanen bij haar constateert. Het stond [appellante] vrij een nader rapport van een deskundige in te brengen.
4.       De Afdeling wijst er op dat het tweede onderzoek door een psychiater is uitgevoerd op aanvraag van [appellante] naar aanleiding van de uitkomst van het eerste onderzoek door een psychiater. Aldus heeft zij al gebruik gemaakt van de in artikel 134, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 voorziene mogelijkheid om het CBR om een tweede onderzoek te verzoeken. Dit tweede onderzoek is uitgevoerd door een andere psychiater. Deze is niet tot een andere conclusie gekomen dan de psychiater die het eerste onderzoek heeft uitgevoerd. Zoals door het CBR gesteld, stond het [appellante] vrij om desgewenst ook nog een rapport van een eigen deskundige in te dienen. [appellante] heeft echter geen contra-expertise ingediend. Gelet op de inhoud van de rapporten van de beide psychiaters die [appellante] hebben onderzocht ziet de Afdeling geen grond om eraan te twijfelen dat deze op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen terwijl de daarin neergelegde redenering begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Het CBR mocht uitgaan van de conclusies van beide deskundigen.
5.       De conclusie is dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. [appellante] krijgt haar rijbewijs niet terug.
6.       Het CBR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van L.R. Meeng, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025
1153