ECLI:NL:RVS:2025:655

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
202202999/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan herontwikkeling Hoogstraat, De Heul en Langbroekseweg in Wijk bij Duurstede

Op 19 april 2022 heeft de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede het bestemmingsplan "Wijk bij Duurstede, herontwikkeling Hoogstraat, De Heul en Langbroekseweg" vastgesteld. Dit plan behelst de herontwikkeling van drie locaties in Wijk bij Duurstede, met name de Hoogstraat, De Heul en Langbroekseweg. Appellanten, waaronder bewoners van de Frideburgstraat en Bonifatiusstraat, verzetten zich tegen de herontwikkeling van de locatie De Heul, waar de bestaande bebouwing van winkelcentrum De Heul, een sporthal en een zwembad gesloopt zullen worden. In plaats daarvan worden er twee nieuwe bouwblokken gerealiseerd, met een nieuw winkelcentrum, waaronder een Lidl-supermarkt, en 96 appartementen en 8 studio's.

De appellanten vrezen onder andere voor overlast door de nieuwe ontwikkelingen, zoals geluidsoverlast van de voetbalkooi en de parkeerplaatsen, en de kap van bomen die hun woon- en leefomgeving zou aantasten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 6 februari 2025. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de appellanten hebben hun bezwaren toegelicht. De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten beoordeeld, waarbij onder andere de parkeerdruk, geluidsoverlast en de gevolgen voor het groen aan de orde kwamen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat de beroepen van de appellanten ongegrond zijn. De raad heeft de belangen van de betrokkenen afgewogen en de Afdeling heeft geen aanleiding gezien om aan de besluiten van de raad te twijfelen. De uitspraak is gedaan op 19 februari 2025, waarbij de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202202999/1/R4.
Datum uitspraak: 19 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellanten sub 1], beiden wonend in Wijk bij Duurstede (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2.       [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], beiden wonend in Wijk bij Duurstede,
3.       [appellant sub 3] en anderen, allen wonend in Wijk bij Duurstede,
4.       [appellant sub 4], wonend in Wijk bij Duurstede,
5.       [appellanten sub 5], beiden wonend in Wijk bij Duurstede (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 5]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Wijk bij Duurstede, herontwikkeling Hoogstraat, De Heul en Langbroekseweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en [appellant sub 5] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 6 februari 2025, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. S.W. Derksen en mr. D.C.E. de Haas, beiden advocaat te Utrecht, vergezeld van J. Veenstra, is verschenen. Daarnaast zijn Lidl Nederland GmbH en Metropool Development B.V., beide vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 16 december 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan voorziet in een herontwikkeling van drie locaties in Wijk bij Duurstede. Het gaat om de locaties Hoogstraat, De Heul en Langbroekseweg.
Appellanten verzetten zich tegen het onderdeel van het plan dat de herontwikkeling van de locatie De Heul mogelijk maakt.
3.       Op locatie De Heul zal de bestaande verouderde bebouwing van winkelcentrum De Heul en de bestaande sporthal en het zwembad worden gesloopt. In het plangebied zullen twee nieuwe bouwblokken worden gerealiseerd. In de bouwblokken komt een nieuw winkelcentrum, waaronder een supermarkt van Lidl. Boven en rondom het winkelcentrum worden 96 appartementen en 8 studio's gerealiseerd.
4.       [appellant sub 1] en [appellant sub 3] en anderen wonen aan de Frideburgstraat en Bonifatiusstraat ten westen van het plangebied. Zij verzetten zich met name tegen de bestemmingen aan de zuidwestzijde van locatie De Heul. Dit deel van het plangebied is feitelijk momenteel met groen ingericht en het plan maakt hier onder meer parkeerplaatsen en een voetbalkooi mogelijk.
[appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] wonen aan de Badorfstraat ten zuiden van locatie De Heul. De Badorfstraat is momenteel een doodlopende straat met aan de noordzijde een groenstrook. Zij vrezen dat deze situatie zal veranderen en verwachten overlast van de nieuwe mogelijkheden op locatie De Heul.
5.       Bij besluit van 20 september 2023 is een omgevingsvergunning verleend voor onder meer de bouw van de winkels en appartementen. Dit besluit is onherroepelijk.
Toetsingskader
6.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] en anderen
Parkeren
7.       [appellant sub 1] betoogt dat de berekening van het aantal parkeerplaatsen niet inzichtelijk is. Hij kan niet volgen dat er 229 parkeerplaatsen voor het maatgevende moment nodig zouden zijn en dat er 250 parkeerplaatsen worden aangelegd. Volgens [appellant sub 1] worden deze extra parkeerplaatsen aangelegd voor een school die niet meer zal worden gebouwd. [appellant sub 1] betoogt dat niet inzichtelijk is gemaakt waarom de parkeerplaatsen niet ondergronds gerealiseerd kunnen worden.
[appellant sub 3] en anderen betogen dat de parkeerplaatsen ondergronds gerealiseerd hadden moeten worden, omdat dit groen- en ruimtebesparend is. Voor zover dat niet mogelijk is, zouden er niet meer parkeerplaatsen dan nodig moeten worden aangelegd om groen te behouden.
7.1.    De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2292, onder 4.1, geoordeeld dat de raad heeft mogen uitgaan van een behoefte van 229 parkeerplaatsen en verder deugdelijk heeft onderbouwd waarom hij heeft voorzien in (ruimte voor) 250 parkeerplaatsen. De Afdeling ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar de uitspraak van de voorzieningenrechter. Overigens heeft de raad op de zitting nog toegelicht dat naar verwachting niet 250 parkeerplaatsen maar 236 parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 10 augustus 2022, onder 5.2, geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de raad had moeten voorzien in een ondergrondse parkeergarage. De Afdeling ziet evenmin aanleiding voor dat oordeel. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De betogen slagen niet.
Groen
8.       [appellant sub 1] voert aan dat voor de herontwikkeling van het winkelcentrum, in het bijzonder de parkeerplaatsen en de toegelaten voetbalkooi, een groot aantal bomen moet worden gekapt. Dit leidt tot een aantasting van zijn woon- en leefomgeving, ook omdat er in en om het gebied al betrekkelijk weinig groen is. Het gaat [appellant sub 1] in het bijzonder om de bomen en struiken in de bocht van de Karolingersweg, ten zuidoosten van zijn woning. Dit groen draagt bij aan de biodiversiteit, kwaliteit van de leefomgeving en vermindering van de hittestress, in tegenstelling tot versnipperd groen.
8.1.    De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 10 augustus 2022, onder 6.3, geoordeeld dat de door [appellant sub 1] genoemde gevolgen niet onaanvaardbaar zijn in het licht van het belang dat is gediend met het vaststellen van het plan, namelijk de herontwikkeling van het winkelcentrum. De Afdeling ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Het betoog slaagt niet.
Overlast van de voetbalkooi
9.       [appellant sub 1] vreest dat hij overlast zal ondervinden van de voorziene voetbalkooi, in combinatie met het voorziene parkeerterrein. Concreet wijst hij op geluidsoverlast door het gebruik van de voetbalkooi en overlast als gevolg van de verkoop en/of gebruik van verdovende middelen.
9.1.    De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 10 augustus 2022, onder 6.5, geen aanleiding gezien voor het oordeel dat sprake zal zijn van onaanvaardbare geluidshinder als gevolg van het rechtmatige gebruik van de voetbalkooi. De gevreesde overlast als gevolg van strafbare handelingen kan in deze procedure niet aan de orde komen. De Afdeling ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie beroepen [appellant sub 1] en [appellant sub 3] en anderen
10.     De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] en anderen zijn ongegrond.
De beroepen van [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 4] en [appellant sub 5]
Geluid
11.     [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B] vrezen een toename van geluidhinder als gevolg van laden en lossen van vrachtwagens, winkelwagens, dichtslaande autoportieren en rondrijdend verkeer. Dit is weliswaar onderzocht, maar zij vrezen dat de praktijk anders zal zijn.
[appellant sub 5] noemt een warmtepomp, koelunits, zonneboilers, verkeersbewegingen en winkelwagens als potentiële bronnen van geluidsoverlast.
Ook [appellant sub 4] vreest dat de bevoorrading van de supermarkt tot geluidsoverlast zal leiden.
11.1.  Aan het plan ligt het door Sweco opgestelde rapport "akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en industrielawaai (De Heul)" van 8 februari 2022 (bijlage 7 bij de plantoelichting) ten grondslag. Hierin zijn de effecten ter plaatse van de woningen van [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] van de door appellanten genoemde bronnen van geluid onderzocht. Voor de woningen van appellanten trekt de raad uit het onderzoek de conclusie dat de berekende geluidniveaus onder de gehanteerde normen voor de diverse beoordelingsniveaus blijven.
Wat appellanten hebben aangevoerd geeft de Afdeling geen aanleiding om aan de inhoud en conclusies van dit onderzoek te twijfelen. De in het algemeen gestelde vrees voor geluidoverlast is daarvoor onvoldoende. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek mocht de raad zich op het standpunt stellen dat de akoestische gevolgen aanvaardbaar zijn.
De betogen slagen niet.
Groen
12.     [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B] vrezen dat langs de Badorfstraat bomen gekapt zullen worden en dat een eventuele herplant uit veel kleinere bomen zal bestaan. Zij maken daarbij een vergelijking met de kap van bomen langs de Frankenweg. De kap van bomen heeft een nadelig effect op de privacy, vrijheid en rust.
[appellante sub 2A] en [appellante sub 2B] voeren verder aan dat er in de hoek van de Karolingersweg onnodig ruimte wordt gemaakt voor vrachtverkeer, ten koste van groen.
12.1.  De Afdeling stelt vast dat de raad aan het plan een zogenoemde Groenbalans ten grondslag heeft gelegd (bijlage 23 bij de plantoelichting). Op grond van de Groenbalans blijft de situatie aan de Badorfstraat in belangrijke mate ongewijzigd. Een aantal bomen in de groenstrook ten noorden van de Badorfstraat zal worden gekapt, maar andere bomen blijven behouden en een aantal bomen wordt nieuw geplant. Een verandering van de Badorfstraat is verder niet voorzien. In zoverre worden [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B] door het plan dus niet in onevenredige mate benadeeld in vergelijking met het belang bij de herontwikkeling van dit gebied. Hierbij betrekt de Afdeling dat in het vorige plan een vrijwel identieke verkeersbestemming aan de gronden ten noorden van hun woningen was toegekend, zodat in zoverre ook geen sprake is van een relevante planologische verandering.
Over de afslag in de hoek van de Karolingersweg heeft de raad toegelicht dat deze nodig is als route voor het vrachtverkeer. De gevolgen daarvan voor het groen zijn beoordeeld. De raad mocht deze gevolgen aanvaardbaar vinden gelet op het belang om het vrachtverkeer op verkeersveilige wijze rond de ontwikkeling te leiden.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer en parkeren
13.     [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 5] en [appellant sub 4] vrezen parkeeroverlast en een toename van het aantal verkeersbewegingen in de Badorfstraat. Momenteel is de Badorfstraat nog een rustige doodlopende straat met aan de noordzijde een groenstrook. Die situatie willen zij behouden.
[appellant sub 4] vreest hinder van inschijnende koplampen van parkerende auto’s.
13.1.  Zoals hiervoor onder 12.1 is beschreven ligt aan het plan een Groenbalans ten grondslag. Op grond hiervan wordt de groenstrook ten noorden van de Badorfstraat in stand gelaten en blijft de Badorfstraat een doodlopende weg. De raad heeft inzichtelijk gemaakt dat op het terrein rondom de nieuwe supermarkt voldoende parkeerplaatsen zullen worden aangelegd; feitelijk zelfs meer dan strikt genomen nodig is op grond van het plan. In zoverre bevat wat [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 5] en [appellant sub 4] hebben aangevoerd geen aanknopingspunten voor de verwachting dat zij met een onaanvaardbare parkeerdruk of verkeersdrukte in de Badorfstraat zullen worden geconfronteerd als gevolg van het plan.
De raad heeft toegelicht dat directe lichthinder bij [appellant sub 4] niet aannemelijk is, omdat op de onderste verdieping van de woning alleen de entree en een garage zijn. [appellant sub 4] heeft dit verder niet bestreden, zodat de raad zich op basis hiervan op het standpunt mocht stellen dat het plan in zoverre niet leidt tot onaanvaardbare lichthinder voor [appellant sub 4].
De betogen slagen niet.
Bouwhoogte
14.     [appellant sub 4] en [appellant sub 5] betogen dat er te hoge bebouwing op te korte afstand van hun woningen komt. [appellant sub 4] vreest daardoor inkijk in zijn woning en verminderd uitzicht. [appellant sub 5] voert aan dat uit een oogpunt van brandveiligheid dergelijke bebouwing op grotere afstand had moeten worden voorzien.
14.1.  De raad heeft de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat van de bewoners van de Badorfstraat in zijn afweging betrokken. De nieuwe bebouwing is mogelijk op een afstand van ongeveer 35 meter van de woningen van [appellant sub 4] en [appellant sub 5] en heeft bouwhoogten variërend tussen maximaal 12,5 meter en 18,5 meter. Het is een stedelijke omgeving. Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad zich op het standpunt stellen dat [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hierdoor niet onevenredig worden geraakt in hun belangen in verhouding tot de belangen die met het plan zijn gemoeid. [appellant sub 5] heeft zijn betoog dat de nieuwe bebouwing uit een oogpunt van brandveiligheid op grotere afstand moet worden gebouwd verder niet onderbouwd.
De betogen slagen niet.
Bouwwerkzaamheden, bouwschade en waardevermindering
15.     [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B] vrezen dat de bouwwerkzaamheden zullen leiden tot parkeeroverlast in de Badorfstraat. [appellant sub 5] noemt de uitstoot van CO2, stikstof en roet tijdens de werkzaamheden als voor hem directe negatieve gevolgen. [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 5] en [appellant sub 4] vrezen schade als gevolg van de bouwwerkzaamheden. Zij vragen om een nulmeting van hun woningen.
Ook vrezen zij een waardevermindering van hun woningen.
15.1.  De betogen over de bouwwerkzaamheden en de gevolgen daarvan gaan niet over het plan zelf maar over de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. De Afdeling bespreekt deze beroepsgrond daarom niet inhoudelijk.
Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen betreft, bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
De betogen slagen niet.
Conclusie beroepen [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 4] en [appellant sub 5]
16.     De beroepen van [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] zijn ongegrond.
Slotsom en proceskosten
17.     De beroepen zijn ongegrond.
18.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzitter, en mr. J.F. de Groot en mr. M.M. Kaajan, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzitter
w.g. Boer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025
745