ECLI:NL:RVS:2025:701
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenveroordeling
Op 24 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had eerder, op 14 oktober 2024, een aanvraag ingediend die was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 17 januari 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Stap, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld. De eerste grief, die betrekking had op de vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, werd niet gehonoreerd omdat deze geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De tweede grief, die stelde dat de rechtbank een gebrek in de ondertekening van het besluit had moeten veroordelen, werd echter gegrond verklaard. De voorzieningenrechter vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze had nagelaten de minister van Asiel en Migratie te veroordelen tot vergoeding van proceskosten.
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor het overige en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, tot een bedrag van € 2.721,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. M. den Heyer, in tegenwoordigheid van griffier mr. R.H.L. Dallinga.