202406981/2/R2.
Datum uitspraak: 25 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Eersel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Beekherstel de Run Stevert - Landgoed de Vloete" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 13 februari 2025, waar [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door F.P.C. Verhagen, zijn verschenen.
Voorts is op de zitting [partij[, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 12 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
3. Het plan voorziet in natuurontwikkeling en de realisatie van landgoed De Vloete. Ten behoeve van de natuurontwikkeling worden agrarische gronden als natuur bestemd. Op het landgoed wordt voorzien in drie woningen en de herontwikkeling van een veehouderij naar een (kleinschalig) paardenpension. Ook wordt voorzien in een uitkijktoren.
[verzoeker] kan zich niet vinden in het plan, omdat hij onder andere vreest voor schending van zijn privacy door de uitkijktoren en zich niet kan vinden in de drie woningen die worden gerealiseerd.
Spoedeisend belang
4. [verzoeker] verzoekt om schorsing van het bestemmingsplan totdat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure gericht tegen de vaststelling van het bestemmingsplan. [verzoeker] vreest voor onomkeerbare gevolgen, met name wanneer wordt begonnen met de werkzaamheden in het kader van het projectplan Waterwet.
4.1. Niet in geschil is dat op het moment van de zitting van de voorzieningenrechter geen aanvraag is ingediend voor een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan. Verder is niet gebleken dat de nieuwe bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt op dit moment aanleiding geven voor het uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden die feitelijk onomkeerbare gevolgen zullen hebben en waarvoor het bestemmingsplan nodig is om deze uit te kunnen voeren. Anders dan de voorzieningenrechter in het verleden heeft geoordeeld, is de enkele stelling dat het voornemen bestaat om te gaan bouwen of een vergunningaanvraag in te dienen voor bouwen, onvoldoende om spoedeisendheid aan te nemen bij een verzoek om schorsing van een bestemmingsplan (zie de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 12 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4551). 4.2. De voorzieningenrechter hecht eraan om [verzoeker] mee te geven dat de werkzaamheden in het kader van het projectplan Waterwet al kunnen worden uitgevoerd op grond van het vorige bestemmingsplan "Buitengebied 2017, 2e herziening". Op grond van dat bestemmingsplan waren de gronden bestemd als "Agrarisch met waarden-Landschappelijk en natuurlijke waarden" en op grond van artikel 4.1.1, aanhef en onder f, van de planregels zijn die gronden bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5. Volledigheidshalve wijst de voorzieningenrechter erop dat [verzoeker] een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kan indienen als zich nieuwe of andere omstandigheden voordoen die maken dat alsnog een voorlopige voorziening moet worden getroffen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het beroep.
6. Het verzoek wordt afgewezen.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Pistoor, griffier.
w.g. De Groot
voorzieningenrechter
w.g. Pistoor
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2025
932