ECLI:NL:RVS:2025:715
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J.M. Ristra-Peeters
- T.W.A. Weber
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 25 oktober 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 5 februari 2025 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weegenaar, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 februari 2025 uitspraak gedaan. In de uitspraak is overwogen dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is.
Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en biedt geen nieuwe juridische vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden.