ECLI:NL:RVS:2025:730
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen inreisverbod en vertrekbevel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 21 maart 2024 is genomen. De staatssecretaris heeft de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en heeft een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 1 augustus 2024 de zaak ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft volgens de Afdeling terecht en op goede gronden geoordeeld, en de motivering van de rechtbank is overgenomen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.