ECLI:NL:RVS:2025:770

Raad van State

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
202206796/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan en herstelbesluit gemeente Hellendoorn

In deze tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedateerd 26 februari 2025, wordt het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Hellendoorn van 11 oktober 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Grotestraat 180 te Nijverdal' gegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet het belang van [appellant] bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in zijn belangenafweging heeft betrokken. Dit leidt tot de vernietiging van het besluit van 11 oktober 2022.

De raad is vervolgens opgedragen om binnen 20 weken na de tussenuitspraak het besluit te herstellen. Bij besluit van 22 oktober 2024 heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw en gewijzigd vastgesteld. [appellant] heeft zijn zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld. De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek is gesloten.

De Afdeling concludeert dat het besluit van 22 oktober 2024 niet in strijd is met de relevante wetgeving en dat het beroep van [appellant] tegen dit besluit ongegrond is. De raad wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de gemeente om zorgvuldig om te gaan met de belangen van inwoners bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

Uitspraak

202206796/2/R3.
Datum uitspraak: 26 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
de raad van de gemeente Hellendoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2235 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat onder 9 is overwogen, het besluit van 11 oktober 2022 te herstellen.
Bij beschikking van 27 september 2024 heeft de Afdeling de bij tussenuitspraak bepaalde termijn verlengd tot en met 13 november 2024.
Bij besluit van 22 oktober 2024 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Grotestraat 180 te Nijverdal" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
[appellant] en Aannemersbedrijf Valk B.V. zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld. Van deze gelegenheid heeft [appellant] gebruik gemaakt.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 4 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Het besluit van 11 oktober 2022
2.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 6.2 overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet het belang van [appellant] bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in zijn belangenafweging heeft betrokken.
2.1.    Gelet op wat is overwogen in de tussenuitspraak ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 11 oktober 2022 is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
2.2.    Het beroep van [appellant] is gegrond, zodat het besluit van 11 oktober 2022 dient te worden vernietigd.
Het besluit van 22 oktober 2024
3.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 22 oktober 2024 het plan opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
3.1.    Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Het besluit van 22 oktober 2024 is een besluit tot vervanging van het oorspronkelijk bestreden besluit van 11 oktober 2022. Het beroep van [appellant] is van rechtswege gericht tegen het besluit van 22 oktober 2024.
3.2.    De Afdeling zal aan de hand van de door [appellant] naar voren gebrachte zienswijze beoordelen of de raad met het herstelbesluit heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak.
3.3.    [appellant] betoogt dat uit de verbeelding in samenhang met de planregels van het herstelbesluit niet volgt dat ter plaatse van de zijgevel van zijn woning de bouw van een muur of een glazen pui op minder dan 2 m afstand is uitgesloten. [appellant] verzoekt de Afdeling daarom om zelf in de zaak te voorzien en om de planregel(s) op te nemen in het gewijzigde bestemmingsplan.
3.4.    De Afdeling volgt [appellant] hierin niet. Uit de verbeelding bij het herstelbesluit blijkt dat aan een westelijke strook van het plangebied, dat wil zeggen een strook van 2 m breed naast dat deel van de zijgevel van de woning van [appellant] waarin zich ramen bevinden, de bestemming "Centrum - 1" en de aanduiding "onderdoorgang" zijn toegekend. In tegenstelling tot de verbeelding bij het oorspronkelijke besluit is aan deze westelijke strook grond van het plangebied niet langer de aanduiding "bouwvlak" toegekend. Ingevolge artikel 3.2.1, aanhef en onder a, van de planregels mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij geldt dat het bouwvlak volledig mag worden bebouwd en waarbij de hoofdgebouwen met de voorgevel dienen te worden gebouwd in de voorgevelbouwgrens. Uit artikel 3.2.1, aanhef en onder b, van de planregels volgt dat ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen alleen binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Het voorgaande betekent dat uit de verbeelding in samenhang met artikel 3.2.1, aanhef en onder a en b, van de planregels volgt dat ter plaatse van de hiervoor bedoelde westelijke strook grond van het plangebied de bouw van een muur of glazen pui niet is toegestaan.
Het betoog slaagt niet.
3.5.    Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 22 oktober 2024 ongegrond.
Proceskosten
4.       De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Hellendoorn van 11 oktober 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Grotestraat 180 te Nijverdal" gegrond;
II.       vernietigt het onder I genoemde besluit;
III.      verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Hellendoorn van 22 oktober 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Grotestraat 180 te Nijverdal" ongegrond;
IV.     veroordeelt de raad van de gemeente Hellendoorn tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.267,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.      gelast dat de raad van de gemeente Hellendoorn aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Plambeck
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025
159-1091