ECLI:NL:RVS:2025:80

Raad van State

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
202407045/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen afwijzing verblijfsvergunning

Op 14 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 17 juni 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De vreemdeling ging in beroep tegen deze afwijzing bij de rechtbank Den Haag, die op 13 november 2024 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris, in de persoon van de minister van Asiel en Migratie, ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat er een beslissing was genomen in het hoger beroep.

De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van zowel de minister als de vreemdeling in aanmerking moesten worden genomen. Hij concludeerde dat er geen noodzaak was voor een voorlopige voorziening, omdat de uitspraak van de rechtbank niet vereiste dat de minister de gevraagde verblijfsvergunning moest verlenen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen onomkeerbare gevolgen zou hebben en dat de minister geen onevenredige inspanning hoefde te leveren om de uitspraak uit te voeren. Daarom werd het verzoek van de minister afgewezen, en werd hij veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 907,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202407045/2/V2.
Datum uitspraak: 14 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 13 november 2024 in zaak nr. NL24.25687 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 13 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De uitspraak van de rechtbank strekt er niet toe dat de minister de gevraagde verblijfsvergunning moet verlenen. Uitvoering van de uitspraak heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de minister geen onevenredige inspanning vergt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2025
897