ECLI:NL:RVS:2025:800

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
BRS.25.000033
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing tijdelijke bescherming

Op 1 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besloten dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn 2001/55/EG. Dit besluit werd op 13 september 2024 door de staatssecretaris bevestigd, waarbij het bezwaar van de vreemdeling ongegrond werd verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, heeft op 13 januari 2025 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 3 maart 2025 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de Raad van State neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet noodzakelijk is. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

BRS.25.000033
Datum uitspraak: 3 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 13 januari 2025 in zaak nr. NL24.38655 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bepaald dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG.
Bij besluit van 13 september 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, advocaat in Helmond, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 21 en 25 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2025
307-1127