ECLI:NL:RVS:2025:800
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing tijdelijke bescherming
Op 1 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besloten dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn 2001/55/EG. Dit besluit werd op 13 september 2024 door de staatssecretaris bevestigd, waarbij het bezwaar van de vreemdeling ongegrond werd verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, heeft op 13 januari 2025 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 3 maart 2025 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de Raad van State neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet noodzakelijk is. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.