ECLI:NL:RVS:2025:808
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 13 februari 2025 een beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 22 november 2024 niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had gehandeld en dat er geen gronden waren om de aanvraag alsnog in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wiebes, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 26 februari 2025 behandeld. In haar overwegingen concludeert de Afdeling dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen en dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en stelt vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Daarom wordt het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.