ECLI:NL:RVS:2025:869

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
202305896/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing locatie voor ondergrondse afvalcontainers in Rotterdam

Op 5 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over de aanwijzing van een locatie voor ondergrondse afvalcontainers in Rotterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had op 24 augustus 2023 besloten om de locatie aan de Breitnerstraat ter hoogte van huisnummer 77 aan te wijzen voor het plaatsen van twee ondergrondse afvalcontainers, ter vervanging van bestaande halfverdiepte containers. De appellant, wonend nabij de aangewezen locatie, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat en betoogt dat de locatie niet noodzakelijk is, gezien de nabijheid van andere containerlocaties.

Tijdens de zitting op 13 februari 2025 heeft de Afdeling de zaak behandeld. De Afdeling oordeelde dat het college bij de keuze van de locatie een afweging moet maken van alle betrokken belangen en dat het college beleidsruimte heeft. De Afdeling concludeerde dat de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met de aanwijzing worden gediend. De Afdeling heeft vastgesteld dat de locatie geschikt is voor de plaatsing van de ondergrondse containers, ondanks de bezwaren van de appellant over geluid- en geurhinder en de impact op de uitstraling van de omgeving.

De Afdeling heeft ook de alternatieve locaties die de appellant heeft voorgesteld beoordeeld, maar oordeelde dat deze niet zodanig geschikter zijn dat het college deze had moeten aanwijzen. De Afdeling verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305896/1/R1.
Datum uitspraak: 5 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Rotterdam,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2023 heeft het college de locatie Breitnerstraat ter hoogte van huisnummer 77 in Rotterdam (locatienummer 23.349) aangewezen voor het plaatsen van twee ondergrondse afvalcontainers.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2025, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman en D.F. Caïro, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       In de gemeente Rotterdam worden de aanwezige halfverdiepte afvalcontainers waar mogelijk vervangen door ondergrondse containers. Op de locatie ter hoogte van Breitnerstraat 77 komt een restafvalcontainer en een papiercontainer ter vervanging van de halfverdiepte containers ter hoogte van Breitnerstraat 95. [appellant] woont aan de [locatie], op korte afstand van de aangewezen locatie. [appellant] heeft tegen het besluit beroep ingesteld, omdat hij het oneens is met de locatie en vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat.
Beoordelingskader
2.       Bij de keuze van een locatie voor ondergrondse containers moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ondergrondse containers.
3.       De keuze van het college om voor de inzameling van onder meer restafval gebruik te maken van ondergrondse containers, ligt niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van een ondergrondse container, toeneming van verkeer van en naar een ondergrondse container en (verkeers)hinder die gepaard gaat met het legen van een ondergrondse container. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van een ondergrondse container en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van een ondergrondse container maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1464. De Afdeling zal daarom enkel beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.
4.       Het college heeft bij de aanwijzing van de locatie voor de containers de uitgangspunten zoals neergelegd in de Richtlijn "Toegankelijke Buitenruimte" van 2 mei 2018, het "Programma van eisen locaties ondergrondse containers" uit 2018 en de "Grondstoffennota 2023-2026" gehanteerd.
Noodzaak van de ondergrondse containers
5.       [appellant] betoogt dat het niet noodzakelijk is dat er ondergrondse containers op of nabij de locatie aan de Breitnerstraat worden geplaatst. Hij wijst erop dat er op minder dan 60 meter afstand van de locatie al twee andere containerlocaties zijn.
5.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat het plaatsen van ondergrondse containers op of nabij de aangewezen locatie noodzakelijk is. Daarbij neemt het college in aanmerking dat de aangewezen locatie ter vervanging van verschillende bestaande locaties dient. Het college heeft  daarover toegelicht dat naast de containers ter hoogte van Breitnerstraat 95 ook de halfverdiepte containers ter hoogte van Mathenesserlaan 158 worden verwijderd. In het licht daarvan mocht het college naar het oordeel van de Afdeling de plaatsing van containers op of nabij de aangewezen locatie noodzakelijk achten om voldoende capaciteit voor het afval van de buurtbewoners te behouden.
Het betoog slaagt niet.
Geschiktheid van de aangewezen locatie
6.       Verder betoogt [appellant] dat de aangewezen locatie niet geschikt is. Hij voert aan dat de plaatsing van de ondergrondse containers tot schade zal leiden aan boomwortels. Daarnaast zullen de containers volgens [appellant] een negatief effect hebben op de uitstraling van de omgeving. In dit verband wijst [appellant] erop dat de aangewezen locatie zich binnen een beschermd stadsgezicht bevindt. Verder leidt volgens [appellant] de plaatsing van de ondergrondse containers tot geluid- en geurhinder, gelet op de korte afstand tussen de containers en de gevel van zijn woning.
6.1.    Zoals hiervoor onder 3 is overwogen, kan een zekere mate van geluid- en geurhinder inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem en hoeven de desbetreffende gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg te staan. In het "Programma van eisen locaties ondergrondse containers" is onder meer vermeld dat containers niet te dicht bij woningen mogen worden geplaatst. Weliswaar is de afstand tussen de benedenwoning van [appellant] en de containers slechts een aantal meters, maar mede gelet op wat de Afdeling hiervoor heeft overwogen, hoefde het college naar het oordeel van de Afdeling daar geen aanleiding in te zien om de aangewezen locatie niet geschikt te achten. Daarbij betrekt de Afdeling dat uit het vaststellingsbesluit volgt dat stankoverlast van restafval bij de ondergrondse restafvalcontainer sterk wordt gereduceerd door de voorziene uitvoering van de inworptrommel en de relatief koele opslag van het afval onder straatniveau.
De Afdeling heeft gelet op de situering van de locatie ten opzichte van de dichtstbijzijnde bomen verder geen aanwijzingen dat ter plaatse van de aangewezen locatie boomwortels in de grond aanwezig kunnen zijn.
Wat betreft de gevolgen voor de uitstraling van de omgeving overweegt de Afdeling het volgende. Uit de toelichting bij het besluit blijkt dat van de ondergrondse containers slechts de inworptrommel en de ombouw daarvan zichtbaar is, waardoor de containers het straatbeeld slechts in beperkte mate beïnvloeden. Daarom heeft het college aan de enkele omstandigheid dat de aangewezen locatie deel uitmaakt van het beschermd stadsgezicht geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen.
De Afdeling is van oordeel dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ondergrondse containers.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieve locaties
7.       Verder betoogt [appellant] dat er alternatieve locaties zijn die geschikter zijn om de ondergrondse containers te plaatsen. Hij wijst onder andere op de locatie ter hoogte van Breitnerstraat 95.
7.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de alternatieve locaties minder geschikt zijn dan de aangewezen locatie.
7.2.    In overweging 6.1 heeft de Afdeling geoordeeld dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten. De Afdeling zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locaties. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
7.3.    De alternatieve locatie ter hoogte van Breitnerstraat 95 is niet zodanig geschikter dat het college deze locatie had moeten aanwijzen. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de kosten voor het realiseren van ondergrondse containers op deze locatie aanzienlijk hoger liggen vanwege de vele kabels en leidingen in de grond en vanwege de mogelijke verontreiniging van de grond. Het college heeft hiertoe een kostenoverzicht en bodemkaarten overgelegd. Ook voor de overige alternatieve locaties heeft het college voldoende gemotiveerd dat deze locaties niet geschikter zijn dan de aangewezen locatie. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het college bij het verweerschrift een overzicht heeft gevoegd met de voor- en nadelen van de diverse alternatieve locaties. Daarbij heeft het college onder meer aandacht besteed aan verkeerskundige aspecten en de kosten voor het verplaatsen van kabels en leidingen.
7.4.    De Afdeling stelt vast dat het college de voor- en nadelen van de aangewezen en de alternatieve locaties heeft bezien, tegen elkaar heeft afgewogen en voor de aangewezen locatie heeft gekozen. De Afdeling is van oordeel dat het college, in aanmerking genomen de beleidsruimte die het college hierbij heeft, deze keuze zo heeft mogen maken. In wat [appellant] aanvoert, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de aangedragen alternatieve locaties zodanig geschikter zijn voor plaatsing van de ondergrondse containers dat het college een van die locaties had moeten verkiezen boven de aangewezen locatie.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       Het beroep is ongegrond.
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2025
195-1138