202306690/1/R1.
Datum uitspraak: 5 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Warmond, gemeente Teylingen,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Teylingen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2023 heeft het college de groenstrook nabij de hoek van de Marijkestraat en de Julianastraat in Warmond, aangewezen voor het plaatsen van twee ondergrondse containers.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2025, waar het college, vertegenwoordigd door J. van Velthoven en mr. S.I. van der Waals, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het college heeft bij besluit van 5 september 2023 de locatie aan de Marijkestraat in Warmond aangewezen als opslagplaats voor twee ondergrondse containers. Eén container is bestemd voor glas. De andere container is bestemd voor papier en karton. [appellant] en anderen wonen aan de [locaties 1, 2, 3 en 4] en aan de [locatie 5].
Beoordelingskader
2. Bij de keuze van een locatie voor ondergrondse containers moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ondergrondse containers.
3. De keuze van het college om voor de inzameling van onder meer glas gebruik te maken van ondergrondse containers, ligt niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van een ondergrondse container, toeneming van verkeer van en naar een ondergrondse container en (verkeers)hinder die gepaard gaat met het legen van een ondergrondse container. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van een ondergrondse container en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van een ondergrondse container maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1464. De Afdeling zal daarom enkel beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen. 4. Het college heeft geen vastgesteld beleid met betrekking tot het plaatsen van ondergrondse containers. Het college heeft bij het bepalen van de locaties voor ondergrondse containers in de gemeente Teylingen wel rekening gehouden met een aantal aspecten. In het bestreden besluit heeft het college de volgende aspecten vermeld:
- De gelijkmatige spreiding van de containerlocaties, rekening houdend met al aanwezige containers;
- De aanwezige ondergrondse infrastructuur;
- Een redelijke loopafstand voor iedere gebruiker;
- De verkeersveiligheid in verband met de bereikbaarheid van de containers en het legen daarvan.
Mocht het college ondergrondse containers op of nabij de aangewezen locatie noodzakelijk achten?
5. [appellant] en anderen betogen dat het niet noodzakelijk is dat er ondergrondse containers op de locatie Marijkestraat worden geplaatst. Zij wijzen erop dat in de Burgemeester Ketelaarstraat al een glascontainer staat en op 350 tot 400 meter van de aangewezen locatie een papierbak van Tennisvereniging Overbos. Volgens [appellant] en anderen is het college er ten onrechte van uitgegaan dat de vereniging niet langer oud papier inzamelt. Aan meer containers bestaat volgens [appellant] en anderen geen behoefte, omdat het aantal bewoners in de wijk al jaren niet is toegenomen.
5.1. Het college heeft op de zitting toegelicht dat de aangewezen locatie inderdaad op ongeveer 400 meter afstand van de al bestaande glascontainer in de Burgemeester Ketelaarstraat ligt. Uit een oogpunt van een goede spreiding van glascontainers vindt het college het echter wenselijk dat in de omgeving van de Marijkestraat een extra glascontainer wordt geplaatst. Hierdoor krijgen de bewoners van die omgeving de beschikking over een glascontainer op kortere afstand van hun woning, wat de bereidheid vergroot om gebruikt glas in een glascontainer te deponeren. De Afdeling is van oordeel dat het college hiermee voldoende heeft toegelicht waarom het de glascontainer nabij de locatie aan de Marijkestraat noodzakelijk acht. Verder heeft het college geen rekening gehouden met de papiercontainer van de tennisvereniging, omdat er geen garantie is op continuïteit van inzameling door deze vereniging. Naar het oordeel van de Afdeling is dat standpunt niet onredelijk.
Het betoog slaagt niet.
Het betoog van [appellant] en anderen over de vraag of de precieze locatie geschikt is
6. [appellant] en anderen betogen dat de aangewezen locatie niet geschikt is. Zij voeren aan dat het grasveld door kinderen als speelplaats wordt gebruikt, zodat de glascontainer gevaar oplevert voor de kinderen vanwege rondslingerende glasscherven en het mogelijk onveilig gebruik ervan. Ook wijzen [appellant] en anderen erop dat het plaatsen van de containers gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid. Door het toenemende verkeer en de inzamelwagens ontstaan gevaarlijke situaties voor andere weggebruikers en spelende kinderen. Door stilstaande auto’s van omwonenden die hun afval komen deponeren, zal de doorgang van de weg geblokkeerd worden. Dit levert gevaarlijke situaties op voor auto’s die van de aangrenzende drukke doorgaande weg afkomen. [appellant] en anderen voeren verder aan dat de plaatsing van de containers zal leiden tot geluidsoverlast van draaiende motoren en rinkelend glas, geuroverlast door uitlaatgassen en vervuiling van de buurt door zwerfafval.
Veiligheid spelende kinderen
6.1. In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het college de locatie niet heeft kunnen aanwijzen. Ter zitting is vast komen te staan dat het grasveld geen aangewezen speelplaats is. Daarnaast heeft het college aangegeven een draadhek om de containers neer te zetten met daaromheen beplanting. Dit dient onder meer om rondslingerend glas en papier te beperken.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
Verkeersveiligheid
6.2. Volgens het college is bij het bepalen van de locatie rekening gehouden met de verkeersveiligheid in verband met de bereikbaarheid van de containers en het legen daarvan. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat van een verkeersonveilige situatie bij het legen van de ondergrondse containers als ook bij het wegbrengen van afval door bewoners met de auto geen sprake is. Daarbij heeft het college van belang mogen achten dat de autoweg ruim 5 meter breed is. Dit is voldoende breed om een inzamelwagen en een personenauto elkaar te laten passeren. Ook heeft het college van belang mogen achten dat nabij de containers voldoende plek is om te parkeren. Ook is de Marijkestraat volgens het college een rustige woonstraat en worden de containers slechts eens in de twee weken geleegd. In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om deze standpunten van het college in twijfel te trekken.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
Geluid- en geurhinder en zwerfafval
6.3. Zoals hiervoor onder 3 is overwogen, kan een zekere mate van geluid- en geurhinder inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem en hoeven de desbetreffende gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg te staan. Van locatiespecifieke of andere omstandigheden die maken dat het college daarin reden had moeten zien om de locatie Marijkestraat niet aan te wijzen, is niet gebleken.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
Conclusie over de geschiktheid van de locatie
6.4. De Afdeling is van oordeel dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ondergrondse containers.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2025
195-1138