ECLI:NL:RVS:2025:906
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning
Op 4 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 23 februari 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 19 februari 2025 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op 3 maart 2025 het verzoek om voorlopige voorziening in behandeling genomen. De vreemdeling verzocht om te bepalen dat de voorgenomen beëindiging van verstrekkingen op 4 maart 2025 achterwege blijft, omdat de termijn voor hoger beroep nog niet was verstreken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er aanleiding is om bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening te treffen, zodat de beëindiging van de verstrekkingen niet door kan gaan totdat er een definitieve uitspraak is gedaan op het hoger beroep.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 907,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 4 maart 2025.