ECLI:NL:RVS:2025:913
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een vrijheidsontnemende maatregel die door de minister van Asiel en Migratie is opgelegd. De minister heeft op 25 november 2025 besloten om de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel op te leggen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, heeft op 6 januari 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, eerder door de Afdeling is beantwoord in eerdere uitspraken.
De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.