ECLI:NL:RVS:2025:923
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. De minister heeft op 26 november 2024 deze maatregel opgelegd, waarna de vreemdeling op 27 januari 2025 bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.E. Muller, hoger beroep heeft ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 10 maart 2025 geoordeeld dat zij onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit blijkt dat tegen de uitspraak van de rechtbank over het voortduren van de maatregel geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de vreemdeling geen redenen heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een uitzondering op het verbod op hoger beroep, zoals het ontbreken van een eerlijk proces.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak houdt in dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 maart 2025, en is vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.