ECLI:NL:RVS:2025:939
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 20 januari 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was door de minister van Asiel en Migratie op 31 december 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 maart 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in eerdere uitspraken over de detentieomstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol.
De Afdeling heeft ambtshalve geen reden gezien om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.