ECLI:NL:RVS:2025:960
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 6 december 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was eerder op 18 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Jankie, heeft hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 maart 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling oordeelde dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord in eerdere uitspraken.
De Afdeling heeft ook geen reden gezien om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 maart 2025.