ECLI:NL:RVS:2025:970
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 11 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 6 januari 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie, die op 13 december 2024 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had eerder al geoordeeld over de detentieomstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol, en de Afdeling zag geen aanleiding om hier anders over te oordelen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.
De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de Afdeling niet verder hoefde te motiveren waarom het hoger beroep niet ontvankelijk was. De beslissing werd vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. S. Nederhoff, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.