ECLI:NL:RVS:2025:976
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Frankrijk
Op 10 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de minister van Asiel en Migratie op 30 december 2024 niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 3 maart 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Frankrijk op 11 maart 2025 niet zou plaatsvinden totdat er op zijn hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de belangen van zowel de minister als de vreemdeling, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De voorzieningenrechter weegt mee dat de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming is vastgesteld op basis van de Dublinverordening en dat de overdrachtstermijn op 12 maart 2025 verstrijkt. De voorzieningenrechter concludeert dat de overdracht aan Frankrijk geen onomkeerbare gevolgen heeft en wijst het verzoek van de vreemdeling af. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.