ECLI:NL:RVS:2025:982
Raad van State
- Hoger beroep
- B.P. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 12 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 mei 2021 was genomen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard in een besluit van 14 februari 2022, dat later werd aangevuld op 17 februari 2023. De rechtbank heeft op 5 juli 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de eerdere besluiten vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van 12 maart 2025 heeft de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister van Asiel en Migratie wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 907,00 zijn vastgesteld, en er wordt een griffierecht van € 548,00 opgelegd aan de minister.