ECLI:NL:CBB:2001:AA9863
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.M. Wolters
- H.C. Cusell
- G.A.J. van den Hurk
- Rechtspraak.nl
Toetsing van vergunningverlening voor biotechnologische handelingen met klauwkikkers
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 16 januari 2001, wordt het beroep van de stichting 'Anti Vivisectie Stichting' tegen de vergunningverlening aan de Katholieke Universiteit Nijmegen voor biotechnologische handelingen met klauwkikkers behandeld. De vergunning werd verleend door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De appellante stelt dat de vergunning onterecht is verleend, omdat de biotechnologische handelingen onaanvaardbare gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van de dieren met zich meebrengen. De procedure begon met een beroepschrift dat op 3 augustus 1999 werd ingediend, tegen een besluit van 23 juni 1999. De zaak werd ter zitting behandeld op 24 oktober 2000, waar de partijen hun standpunten toelichtten.
De kern van het geschil draait om de vraag of de vergunningverlening in overeenstemming is met de wettelijke eisen, met name of er sprake is van substantieel belang en of de ethische bezwaren tegen de biotechnologische handelingen voldoende zijn gewogen. Het College oordeelt dat de Minister de vergunning terecht heeft verleend, omdat de voordelen van het onderzoek opwegen tegen de ethische bezwaren. Het College benadrukt dat de intrinsieke waarde van het dier moet worden meegewogen, maar dat dit niet betekent dat ethische bezwaren altijd doorslaggevend zijn. De vergunning is verleend onder voorwaarden en beperkingen, en het College concludeert dat de belangen van de volksgezondheid en wetenschappelijk onderzoek zwaarder wegen dan de bezwaren van de appellante. Het beroep wordt ongegrond verklaard.