ECLI:NL:CBB:2003:AF5720
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluiten inzake toelating van houtimpregneermiddelen
In deze zaak heeft de Vereniging van Houtimpregneerbedrijven in Nederland (appellante) beroep ingesteld tegen twee besluiten van het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (verweerder) van 2 augustus 2002. Deze besluiten betroffen de bezwaren van toelatinghoudsters tegen eerdere besluiten van verweerder op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet (Bmw) met betrekking tot houtimpregneermiddelen. Appellante heeft op 23 augustus 2002 twee beroepschriften ingediend, die later zijn aangevuld met gronden op 25 september 2002. Verweerder heeft op 13 november 2002 een verweerschrift ingediend en het College heeft toelatinghoudsters in de gelegenheid gesteld om als partij deel te nemen aan de gedingen.
De beroepen zijn gericht tegen de handhaving van besluiten waarbij de toelating van bepaalde houtimpregneermiddelen is ingetrokken of niet is verlengd. Appellante heeft in haar aanvullende gronden specifiek de niet-verlenging van de toelating van de middelen Kemwood ACQ en Tanalith E aan de orde gesteld, evenals de intrekking van de toelating van Superwolmanzout-CO, Superwolmanzout-B en CELFIX OX. Het College heeft vastgesteld dat appellante niet kan worden geacht bezwaar te hebben gemaakt tegen de primaire besluiten, omdat het bezwaarschrift niet mede namens appellante is ingediend.
Het College heeft geoordeeld dat appellante niet-ontvankelijk is in haar beroepen, omdat zij niet kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de oorspronkelijke besluiten. De beslissing van het College is dat de beroepen van appellante niet-ontvankelijk worden verklaard, zonder dat het College zich hoeft uit te laten over de vraag of appellante als belanghebbende kan worden aangemerkt. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Hagen, in tegenwoordigheid van mr. B. van Velzen, als griffier, op 25 februari 2003.