ECLI:NL:CBB:2003:AI1103

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/1882
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 02/1882 18 juli 2003
14914 Wet personenvervoer 2000
Vergunning taxivervoer
Uitspraak in de zaak van:
A, h.o.d.n. B, te X, appellant,
gemachtigden: C, te Oostzaan, en D, te Almere,
tegen
de Minister van Verkeer en Waterstaat, verweerder,
gemachtigde: mr. M.E.T. van Oostrom, werkzaam bij verweerders ministerie.
1. De procedure
Op 27 november 2002 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 25 oktober 2002.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen de weigering van een vergunning tot het verrichten van taxivervoer op grond van de Wet personenvervoer 2000.
Namens appellant zijn bij brief van 18 december 2002 de gronden van zijn beroep aangevuld.
Verweerder heeft op 30 januari 2003 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2003, alwaar partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
2.1 In de Wet personenvervoer 2000 is onder meer het volgende bepaald:
" Artikel 1
(…)
h. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;
i. besloten busvervoer: personenvervoer per bus, anders dan bedoeld in onderdeel h;
j. taxivervoer: personenvervoer per auto, anders dan bedoeld in onderdeel h, tegen betaling;
k. vervoerder: degene die openbaar vervoer, besloten busvervoer of taxivervoer verricht, niet in de hoedanigheid van bestuurder van een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;
(…)
Artikel 4
(…)
2. Het is verboden taxivervoer te verrichten zonder een daartoe verleende vergunning.
(…)
Artikel 9
1. Een vergunning wordt, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen, slechts verleend aan een vervoerder die voldoet aan eisen van betrouwbaarheid, kredietwaardigheid en vakbekwaamheid.
(…)
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de eisen van betrouwbaarheid, kredietwaardigheid en vakbekwaamheid;
(…)"
Het Besluit personenvervoer 2000 (hierna: het Besluit) bepaalt onder meer het volgende:
" Artikel 26
1. De vervoerder die openbaar vervoer, anders dan per trein, besloten busvervoer of taxivervoer verricht, moet aan de eis van vakbekwaamheid voldoen.
2. Degene die permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan het vervoer, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de eis, bedoeld in het eerste lid, of, indien deze leiding bij meer personen berust, tenminste een van hen.
3. De vervoerder meldt Onze Minister de vervanging van een persoon als bedoeld in het tweede lid."
In de Nota van toelichting bij artikel 26 van het Besluit is het begrip permanent en daadwerkelijk leidinggeven op de volgende wijze nader toegelicht:
" De eis van vakbekwaamheid beoogt door inbreng van de vakbekwame persoon een goede bedrijfsgang in de vervoersonderneming te waarborgen. Het predikaat "permanent" moet worden opgevat als een continue betrokkenheid bij het leidinggeven. De betrokkenheid mag niet incidenteel zijn. Indien het leidinggeven door de aard of grootte van de onderneming een voltijdse aangelegenheid is, betekent dit dat de vakbekwame niet slechts een gedeelte van de werktijd met daadwerkelijke leiding kan zijn belast. "Daadwerkelijk" geeft aan dat het om een inhoudelijke betrokkenheid bij het leidinggeven gaat. De functie van leidinggevende kan niet louter een formele status inhouden. Zo kan een bestuurder van een rechtspersoon die als vervoerder geldt de vakbekwaamheid niet inbrengen indien de leiding over het vervoer feitelijk bij een ander berust. De werkzaamheden in het kader waarvan leiding wordt gegeven betekenen dat de vakbekwame inhoudelijk betrokken moet zijn bij beslissingen inzake uitbreiding van het bedrijf, het aangaan van financiële verplichtingen, het aan- en verkoopbeleid, de aansturing van personeel, het dagelijkse ondernemersbeleid, de relaties met de overheid, maar ook de strategie van het bedrijf op de vervoersmarkt. De uitleg van het begrip permanent leidinggeven vergt tevens dat de vakbekwame ten aanzien van deze werkzaamheden naar buiten vertegenwoordigingsbevoegd is. Zonder een volmacht of mandaat om namens de vervoerder op te treden, kan de facto geen sprake zijn van leidinggeven als bedoeld in het onderhavige artikel."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant en C hebben een procuratieovereenkomst gesloten, gedagtekend 13 november 2001. Artikel 4 van deze overeenkomst bepaalt:
" Procuratiehouder verplicht zich jegens Ondernemers om zijn diensten als procuratiehouder in ieder geval op de volgende gebieden te verlenen:
- het nemen van investeringsbeslissingen, waaronder het aangaan van leasecontracten, door Ondernemers inzake personenauto's die als taxi worden ingezet;
- het beoordelen van het onderhoud van taxi's van Ondernemers;
- de beoordeling van het voeren van de administratie van Ondernemers, waarbij tot de administratie wordt gerekend:
- financiële administratie;
- personeels administratie;
- fiscale aangiften;
- het namens Ondernemers onderhouden van de contacten met de RVI, Belastingdienst, Bedrijfsvereniging/LISV, althans het toezicht houden op die contacten."
- Appellant heeft ten behoeve van zijn onderneming door middel van een hiertoe bestemd aanvraagformulier, bij verweerder ingekomen op 14 december 2001, een aanvraag ingediend voor een taxivergunning. Volgens opgave in deze aanvraag zal de vakbekwaamheid binnen de onderneming worden ingebracht door procuratiehouder C.
- Ten behoeve van de beoordeling van de vergunningaanvraag van appellant heeft C desgevraagd aan verweerder een formulier "Verklaring inbreng vakbekwaamheid", gedagtekend 16 januari 2002 en ondertekend door zowel C als appellant, doen toekomen, waarin diverse vragen zijn beantwoord omtrent de wijze waarop binnen het betreffende taxibedrijf leiding zal worden gegeven.
- Verweerder heeft bij besluit van 19 maart 2002 de aanvraag van appellant om een taxivergunning afgewezen, op de grond dat niet gesproken kan worden van daadwerkelijk en permanent leidinggeven door de vakbekwame persoon zodat door de vervoerder niet aan de eis van vakbekwaamheid wordt voldaan.
- Bij brief van 24 maart 2002, door verweerder ontvangen op 26 maart 2002, heeft C namens appellant bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit is appellants bezwaar ongegrond verklaard, waartoe het volgende is overwogen.
" (..)
Ten aanzien van het onder 1. omschreven bezwaar
(..)
De betrokkenheid van mw. C bij de onderneming van dhr. A is vastgesteld op basis van het door beiden ondertekende formulier "Verklaring inbreng vakbekwaamheid" en de door beiden ondertekende "procuratieovereenkomst".
Bij de hoorzitting is door mw. C aangegeven dat beslissingen over de aanschaf van het type voertuig en de kostprijs in overleg worden genomen, doch dat uiteindelijk A zelfstandig de beslissingen neemt. Documenten waarmee zou kunnen worden aangetoond dat mw. C wezenlijke beslissing omtrent de bedrijfsvoering neemt, zijn ook desgevraagd niet overgelegd.
Uit het vorenstaande kan terecht worden geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat mw. C inhoudelijk betrokken is bij alle wezenlijke beslissingen omtrent de bedrijfsvoering van de onderhavige onderneming.
(...)
Ten aanzien van het onder 2. omschreven bezwaar
Bij de aanvraag om een ondernemersvergunning voor taxivervoer is ten aanzien van de vraag of de leidinggevende (i.c. mw. C) ook leidinggevend is bij een andere onderneming "nee" ingevuld.
Op het formulier "Verklaring inbreng vakbekwaamheid" is bij de vraag "Is de vakbekwaam leidinggevende persoon binnen de onderneming werkzaam?" ingevuld: "Ja, als telefoniste voor meerdere taxiondernemingen".
Vastgesteld is, ondermeer op basis van andere aanvragen om een taxivergunning, dat mw. C in minimaal 5 taxiondernemingen als procuratiehouder optreedt en als zodanig beoogt de vakbekwaamheid in te brengen.
In het bestreden besluit is dan ook terecht overwogen dat de vakbekwaam leidinggevende niet volledig heeft opgegeven in welke ondernemingen zij werkzaam is.
(...)
Ten aanzien van de onder 3. omschreven grond
Het voorbereiden van de vestiging van een onderneming behelst meer dan uitsluitend een inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Indien sprake is van het voornemen om permanent en daadwerkelijk leiding te geven binnen een nieuw te vestigen onderneming, dan zal ook in die voorbereidende fase een belangrijke rol voor die leidinggevende zijn weggelegd. Uit niets is gebleken dat hiervan sprake is. Desgevraagd zijn geen bewijsstukken overgelegd.
(...)"
4. Het standpunt van appellant
Namens appellant heeft C naar voren gebracht dat zij een zodanige verstandhouding heeft met alle aanvragers, dat beslissingen, zoals over de keuze van een auto, in goed overleg worden genomen. Als appellant niet haar advies opvolgt en onverantwoorde beslissingen neemt, zal zij de samenwerking verbreken.
C heeft voorts verklaard dat zij 32 uur werkzaam is als telefoniste bij de ANWB, maar variabele werktijden heeft en zonodig steeds beschikbaar is om de taxi-ondernemers met wie zij een procuratieovereenkomst heeft gesloten, bij te staan. Zij houdt het kasboek bij van de onderneming. Dat de jaaraangifte door de boekhouder wordt gedaan is niet ongebruikelijk.
5. De beoordeling van het geschil
Het College overweegt allereerst dat het wettelijk stelsel, en in het bijzonder artikel 26, tweede lid, van het Besluit, mede in het licht van de hiervoor weergegeven toelichting op deze bepaling, er niet aan in de weg staat dat (ook) bij een eenmanszaak ('eigen rijder') de vakbekwaamheid door een procuratiehouder wordt ingebracht, mits deze procuratiehouder permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan het vervoer.
Het is echter over het algemeen minder waarschijnlijk te achten dat een ondernemer die voornemens is in het kader van een eenmanszaak bepaalde werkzaamheden te verrichten, een procuratiehouder belast met in het bijzonder de taak om aan de uitvoering van die werkzaamheden leiding te geven. Het College acht het dan ook niet onjuist dat verweerder vergunningaanvragen voor een zodanige bedrijfsvoering van een eigen rijder die zelf niet aan de vakbekwaamheidseis voldoet, kritisch beziet en niet op voorhand van de aannemelijkheid van de in de aanvraag vermelde taakomschrijving van de procuratiehouder uitgaat. Met name in gevallen waarin taken en bevoegdheden van de procuratiehouder niet ondubbelzinnig omschreven worden, moet immers rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat na de vergunningverlening in de praktijk aan de vereiste continue en inhoudelijke betrokkenheid van de procuratiehouder geen concrete invulling zal worden gegeven.
In het licht daarvan overweegt het College als volgt.
Verweerder heeft zich in het onderhavige geval terecht op het standpunt gesteld dat op grond van de beschikbare informatie onvoldoende aannemelijk is geworden dat C permanent en daadwerkelijk leiding zal geven aan het taxibedrijf van appellant. Uit de beantwoording van de in de "Verklaring inbreng vakbekwaamheid" gestelde vragen, in samenhang bezien en zoals in het (aanvullend) beroepschrift en ter zitting nader toegelicht, blijkt dat de activiteiten van C zich niet zullen uitstrekken over het gehele scala van leidinggevende werkzaamheden. Dat C appellant met raad en daad bijstaat en toezicht houdt op de vervoerplanning door appellant, op de administratie en op de beslissingen, die appellant uiteindelijk zelfstandig neemt, laat de mogelijkheid open dat de leiding in de praktijk veeleer bij appellant dan bij C zal berusten. Verklaard is dat appellant zelf is belast met de vervoerplanning en zaken als verzekering en inschrijving bij de Kamer van Koophandel regelt. Het College neemt hierbij in aanmerking dat vraagtekens kunnen worden gezet bij de beschikbaarheid van C om leiding te geven. Vast staat immers dat zij een betrekking heeft met een omvang van 32 uren per week, terwijl zij daarnaast beoogt in vijf ondernemingen gedurende acht uren per onderneming per week haar vakbekwaamheid in te brengen. Het College constateert dat dit voor C een werkweek van 72 uren ten gevolge zou hebben. Dat is een omvang die zodanig boven het normaal te achten aantal arbeidsuren uitgaat, dat deze als niet realistisch moet worden geoordeeld.
Het College is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de procuratiehouder daadwerkelijk leiding zal geven aan de vervoersonderneming van appellant. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat aan het vereiste van artikel 26, tweede lid, van het Besluit niet is voldaan. Hetgeen appellant in beroep naar voren heeft gebracht, heeft geen betrekking op het daadwerkelijk leidinggeven door de procuratiehouder en kan daarom niet tot een ander oordeel leiden.
Het beroep moet dan ook ongegrond worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, mr. M.J. Kuiper en mr. E.J.M. Heijs in tegenwoordigheid van mr. R. Meijer, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2003.
w.g. C.M. Wolters w.g. R. Meijer