ECLI:NL:CBB:2003:AO4291
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing van aanvraag voor pluimveerechten in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 december 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A, vertegenwoordigd door gemachtigde H.C. van den Brink, en verweerder de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. S.C. Vissering-van der Reijt. Het geschil betreft de afwijzing van een aanvraag van appellant voor hardheidsgeval 1 in het kader van de Meststoffenwet, specifiek met betrekking tot pluimveerechten. Appellant had op 19 februari 2003 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 9 januari 2003, waarin het bezwaar van appellant tegen een eerdere afwijzing werd behandeld. De procedure begon met de indiening van een beroepschrift en de daaropvolgende zitting op 13 november 2003, waar beide partijen hun standpunten toelichtten.
De kern van het geschil draait om de vraag of appellant in aanmerking komt voor een hardheidsgeval, dat zou inhouden dat hij recht heeft op extra pluimveerechten. Appellant stelde dat hij onomkeerbare investeringsverplichtingen had aangegaan voor de uitbreiding van zijn pluimveehouderij, maar verweerder oordeelde dat de milieuvergunning die appellant had verkregen niet voldeed aan de vereisten die in de wet zijn gesteld. De wet vereist dat de milieuvergunning is verleend in de relevante periode van 1 januari 1994 tot en met 5 november 1998, wat in dit geval niet het geval was.
Het College concludeerde dat verweerder terecht had geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor het gevraagde hardheidsgeval. De wetgever had duidelijke criteria gesteld waaraan voldaan moest worden, en het College oordeelde dat appellant niet aan deze criteria voldeed. De uitspraak van het College bevestigde de beslissing van verweerder en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. Er werden geen proceskosten vergoed, aangezien er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.